ECLI:NL:RBZWB:2024:4520

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
02/287424-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stalking en mishandeling van ex-partner met oplegging van taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2024 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan stalking en mishandeling van zijn ex-partner. De verdachte heeft gedurende meer dan een jaar zijn ex-partner gestalkt door haar veelvuldig te bellen, haar in de straat te volgen en naaktfoto's van haar te verspreiden. Daarnaast heeft hij haar op 5 november 2022 met zijn scooter aangereden, wat leidde tot lichamelijk letsel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen, met een proeftijd van twee jaar. Tevens is de verdachte de maatregel opgelegd om contact met de aangeefster te vermijden en zich niet in de nabijheid van haar woning te bevinden, op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks eerdere waarschuwingen, zijn gedrag niet heeft gestaakt en dat zijn acties een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster hebben gemaakt. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte in haar overwegingen meegenomen, evenals het advies van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/287424-22
vonnis van de meervoudige kamer van 2 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1953 te [geboorteplaats]
wonende aan [woonadres]
raadsman mr. Yap, advocaat te Bergen op Zoom

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 juni 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1
zijn ex-partner [slachtoffer] heeft mishandeld;
Feit 2
Zijn ex-partner [slachtoffer] heeft gestalkt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 verzocht verdachte vrij te spreken nu hiervoor naast de aangifte onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is. De officier van justitie hecht minder waarde aan de getuigenverklaring nu deze anoniem is afgelegd en ook de foto van het letsel (de enkel) acht zij onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Met betrekking tot feit 2 wijst de officier van justitie naar de aangifte en de verklaring van verdachte waarin hij heeft bekend vaak naar aangeefster te hebben gebeld en meerdere keren aan de deur van aangeefster heeft gestaan. De officier van justitie gaat er eveneens vanuit dat verdachte naaktfoto’s van aangeefster heeft verspreid. Naast de getuigenverklaring wijst de officier van justitie hiervoor naar het logboek dat aangeefster heeft bijgehouden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder feit 1 tenlastegelegde feit nu hiervoor naast de aangifte onvoldoende ondersteunend bewijs in het dossier aanwezig is. Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat vast staat dat er in de tenlastegelegde periode veelvuldig contact heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft echter niet de bedoeling gehad aangeefster vrees aan te jagen. Verdachte ontkent voorts dat hij naaktfoto’s van aangeefster heeft verspreid. Hiervoor is onvoldoende ondersteunend bewijs in het dossier aanwezig. Verdachte dient in zoverre vrijgesproken te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 5 november 2022 omstreeks 12.00 uur vanaf haar woning in [plaats] naar een uitlaatveldje liep om de hond uit te laten. Bij het veldje zag zij verdachte, haar ex-partner, aankomen rijden op zijn scooter. Hij riep: “ik maak je kapot”. Op het moment dat aangeefster voor de kantine van voetbalclub [naam club] liep, hoorde zij wederom een scooter en toen zij zich omdraaide bleek het verdachte te zijn. Direct daarna reed verdachte aangeefster aan met zijn scooter. Zij hoorde dat hij gas gaf voordat hij haar raakte. Ze werd met de scooter geraakt op haar linkerknie en linkervoet. Aangeefster viel hierop achterover en riep heel hard: “help help”. Er kwamen toen mensen aangelopen waarop verdachte is weg gegaan. Aangeefster had als gevolg van de aanrijding last van haar linkerknie, linkervoet en rechterbil. Door aangeefster zijn foto’s overgelegd waarop te zien is dat aangeefster een behoorlijk dikke enkel had.
Verdachte heeft een alternatief scenario naar voren gebracht. Hij heeft verklaard dat hij met de scooter naar de voetbalclub [naam club] is gereden en dat hij daar aangeefster is tegengekomen. Toen verdachte haar zag, heeft hij gevraagd naar het geld dat hij naar zijn mening nog tegoed had van hun zoon. Aangeefster liep weg van verdachte waarna hij met zijn scooter verder naar de voetbal is gereden. Aangeefster is om het hoekje over de hond gevallen. Hij heeft niets met haar val te maken. Uiteindelijk is verdachte niet meer naar de voetbal gegaan en is hij weggereden.
Het letsel dat aangeefster heeft opgelopen past zowel in het scenario van verdachte als in het scenario van aangeefster. De rechtbank vindt voor het scenario van aangeefster echter steun in de verklaring van de (in het dossier anoniem gebleven) getuige. Deze heeft onder meer verklaard, dat hij op 5 november 2022 op het terrein van voetbal vereniging [naam club] aanwezig was. Hij zag op voornoemde tijd een vrouw met een hondje het terrein op lopen. Kort hierna zag hij een man op een scooter ook het terrein oprijden, achter de vrouw aan. Getuige heeft verklaard dat de man op de scooter met vaart naar de vrouw toe kwam gereden en haar heeft aangereden waarop de vrouw ten val is gekomen. De vrouw schreeuwde om hulp waarop de getuige naar de man en vrouw riep "wat moet dat daar".
Deze anonieme getuigenverklaring ondersteunt het scenario van verdachte niet, omdat verdachte heeft verklaard dat aangeefster zelf ten val is gekomen terwijl hij niet bij haar in de buurt zou zijn. De, in het dossier anoniem gebleven, getuige verklaart geheel in lijn met aangeefster en belastend voor verdachte. Het feit dat de getuige thans anoniem is gebleven, doet niet iets af aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring. Als verdachte deze getuige had willen bevragen dan waren er in het dossier voldoende aanknopingspunten om de naam van de getuige te achterhalen. Een verzoek tot horen van de getuige is niet gedaan. De rechtbank gebruikt de getuigenverklaring voor het bewijs, naast de verklaring van aangeefster en de foto van het letsel aan haar enkel. De combinatie van deze bewijsmiddelen maakt dat de rechtbank komt tot een veroordeling voor mishandeling. De vraag is vervolgens of er sprake is van een poging tot zware mishandeling of van eenvoudige mishandeling.
Poging zware mishandeling dan wel mishandeling
Primair is de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ten laste gelegd. Om tot een bewezenverklaring daarvan te komen, moet sprake zijn van handelingen die bij aangeefster zwaar lichamelijk letsel hadden kunnen veroorzaken. Daarvan is niet gebleken. Het geconstateerde letsel levert op zichzelf onvoldoende aanwijzing op voor de bedoelde poging en ook overigens is niet komen vast te staan dat aangeefster zodanig is geraakt dat hiermee een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken. Subsidiair is mishandeling ten laste gelegd. Dat feit kan wel wettig en overtuigend bewezen worden.
Feit 2
Algemeen beoordelingskader belaging
Wat in het dagelijks taalgebruik “stalking” wordt genoemd, heet in het Wetboek van Strafrecht (Sr) “belaging”. Daarvan is sprake als een verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander om die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen. Bij de beoordeling van de vraag, of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Sr, zijn verschillende factoren van belang. Het gaat daarbij om de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte de aan hem tenlastegelegde handelingen heeft begaan en wel binnen de ten laste gelegde pleegperiode. Verdachte heeft gedurende deze periode veelvuldig contact met aangeefster gezocht, door veelvuldig te (video)bellen en meerdere keren bij haar woning of in haar straat te verschijnen. Verdachte bekent dit ook te hebben gedaan.
De rechtbank acht ook – anders dan verdediging – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte naaktfoto’s van aangeefster heeft verspreid. Naast de aangifte ligt er een proces-verbaal van bevindingen, waaruit naar voren komt dat verbalisant een buurtbewoner heeft gesproken die anoniem wenste te blijven. Deze getuige heeft verklaard, dat verdachte in de straat rondliep en enveloppen rond bracht. Zelf kreeg deze buurtbewoner ook een envelop in zijn brievenbus met daarin een naaktfoto van aangeefster. De verdediging heeft aangevoerd dat dit proces-verbaal van bevindingen onvoldoende is om mee te nemen voor het bewijs nu de getuige anoniem wenste te blijven. De rechtbank overweegt hiertoe dat zij geen enkele reden heeft om te twijfelen aan de verklaring van de getuige, nu het een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal betreft. Dat de getuige anoniem wenste te blijven doet hier niets aan af. Ook deze getuige zou te achterhalen zijn in het geval verdachte hem had willen bevragen.
De kwalificatie van de gedragingen van verdachte
De duur van de periode, namelijk langer dan een jaar, waarin de feitelijke handelingen hebben plaatsgevonden, de veelheid van telefoontjes, het feit dat verdachte aangeefster ook heeft opgezocht en naaktfoto’s van aangeefster heeft verspreid, maken dat sprake is van gedragingen waardoor wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster, met het oogmerk iets te dulden (het aanvaarden van contact) en vrees aan te jagen. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat de politie op 30 juli 2022 een stopgesprek met verdachte heeft gevoerd, waarna verdachte zijn handelen niet heeft gestaakt. Dat verdachte niet heeft begrepen wat het doel van dit stopgesprek is geweest, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
Het gedrag van verdachte wordt gekenmerkt door een hoge mate van hardnekkigheid en indringendheid, wat door de rechtbank als obsessief wordt aangemerkt. Verder komt uit de verklaringen van aangeefster naar voren dat het gedrag van verdachte haar persoonlijke leven in negatieve zin heeft beïnvloed. Zij heeft zich onveilig gevoeld, zo blijkt uit haar aangifte. De rechtbank is daarom van oordeel dat de gedragingen van verdachte gekwalificeerd moeten worden als belaging in de zin van de wet en komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1 subsidiair
op 5 november 2022 te [plaats] [slachtoffer] heeft mishandeld door met een scooter tegen voornoemde [slachtoffer] aan te rijden (tengevolge waarvan zij op de grond is gevallen);
Feit 2
in de periode van 23 juli 2021 tot en met 27 augustus 2022 te [plaats] wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] (ex-partner), door
- die [slachtoffer] ongevraagd en tegen haar wil veelvuldig (in de nachtelijke uren) te (video)bellen en
- meermalen in de straat waar die [slachtoffer] woont langs te gaan en zich op te
houden (na)bij de woning van die [slachtoffer] en
- naaktfoto's van die [slachtoffer] te verspreiden
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 120 uur. Daarnaast verzoekt de officier van justitie een gevangenisstraf op te leggen van 90 dagen waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van het voorarrest. Voorts vordert zij een dadelijk uitvoerbaar contactverbod met aangeefster en een gebiedsverbod voor de straat waarin zij woont voor de periode van vijf jaar, op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, waarbij per overtreding twee weken hechtenis kan worden opgelegd met een maximum van 6 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de eis van de officier van justitie te matigen en een taakstraf op te leggen van 60 uur. Een voorwaardelijke straf als stok achter de deur acht de verdediging niet noodzakelijk, nu verdachte als sinds 2022 heeft laten zien dat het goed gaat en hij geen contact met aangeefster meer heeft gezocht. Met betrekking tot de 38v maatregel geeft de verdediging aan dat verdachte zich aan het contactverbod zal houden. De verdediging verzoekt wel de reclassering te volgen als het gaat om de duur van de maatregel, te weten twee jaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan stalking van aangeefster, zijn ex-partner, gedurende een periode van meer dan een jaar. Ondanks dat verdachte duidelijk was gemaakt dat zij geen contact meer wenste, is hij haar in die periode lastig blijven vallen door veelvuldig ongevraagd bij haar woning of in haar straat te verschijnen, haar vaak te bellen en uit te schelden en door naaktfoto’s van haar te verspreiden.
Stalking is een ernstig feit, omdat het ingrijpt in de persoonlijke vrijheid en privacy van een slachtoffer. Verdachte heeft door zijn gedragingen stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Dit heeft ertoe geleid dat zij een onveilig gevoel had en zich zoveel mogelijk heeft teruggetrokken in haar woning. Hieruit volgt dat het gedrag van verdachte diep in haar leven heeft ingegrepen. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling, door aangeefster met een scooter aan te rijden. Aangeefster en verdachte hebben vele jaren een relatie samen gehad, hebben samen een zoon gekregen en waren in 2022 al een tijd uit elkaar. Dat verdachte daar moeite mee had, rechtvaardigt op geen enkele wijze deze manier van contact zoeken en lastigvallen. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij in 1997 is veroordeeld voor een zeer ernstig geweldsdelict, dat hij vervolgens tot 2016 niet met justitie in aanraking is gekomen en in 2016 is veroordeeld voor het weigeren een blaastest af te leggen en in 2019 voor betrokkenheid bij hennepteelt.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de reclassering van 22 februari 2024. De reclassering acht het aannemelijk dat verdachte impulsief, vanuit reeds langer spelende frustratie, heeft gehandeld. Alcoholgebruik kan hierbij een katalyserende factor zijn geweest.
In augustus 2023 werd verdachte gediagnosticeerd met een matig depressieve stoornis die op dat moment al langere tijd aanwezig was. Dat heeft verdachte vermoedelijk beperkt in zijn mogelijkheden om spanningen en emotie adequaat te hanteren.
Het recidiverisico wordt vooral in stand gehouden doordat verdachte, sinds zijn breuk met aangeefster, moeite heeft om invulling aan zijn leven te geven. Dit voedt gevoelens van eenzaamheid, onmacht en frustratie.
Tijdens het huidige toezicht is verdachte de afspraken met de reclassering nagekomen. Verdachte zag echter geen noodzaak tot gedragsverandering, aangezien hij zich niet herkent in de verklaring van aangeefster.
Na zijn aanhouding in maart 2023 op verdenking van het overtreden van het contactverbod met aangeefster, lijkt hij geen toenadering meer te hebben gezocht. Het feit dat verdachte open staat voor verdere begeleiding vanuit Mensz Zorg wordt door de reclassering beschouwd als beschermende factor. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld.
Bij een veroordeling wordt geadviseerd een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Binnen het huidige schorsingstoezicht is gebleken dat de reclassering weinig bij kan dragen aan het beperken van recidive. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. In het kader van deze maatregel mag verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoeken of hebben met aangeefster voor een periode van twee jaar. Het advies is om deze maatregel dadelijke uitvoerbaar te verklaren.
Nu de rechtbank meer feiten bewezen acht dan de officier van justitie zal de rechtbank een hogere straf opleggen dan is gevorderd. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 150 uur passend. Daarnaast zal zij aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen, met een proeftijd van 2 jaar, opleggen als stok achter de deur.
Verder acht de rechtbank, ter voorkoming van nieuw ernstig belastend gedrag van verdachte richting aangeefster, het van belang dat verdachte voor een langere periode op geen enkele wijze contact zoekt of heeft met haar en dat het hem verboden wordt zich in de omgeving te bevinden waar zij woont. Aangeefster heeft aangegeven dat zij vreest dat verdachte zich nu rustig houdt maar haar weer lastig zal gaan vallen na de rechtszaak. De rechtbank vindt dit niet onaannemelijk. De rechtbank zal aan verdachte daarom op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht de maatregel opleggen dat hij zich onthoudt van contact met aangeefster en dat hij zich niet bevindt in de omgeving van de straat waar aangeefster woont. De rechtbank legt de maatregel op voor de duur van
drie jaaren bepaalt dat de duur van de vervangende hechtenis
twee wekenbedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van
zes maanden. De rechtbank zal bepalen dat deze maatregel
dadelijk uitvoerbaaris, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen tegen aangeefster.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 38v, 38w, 57, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 subsidiair:
Mishandeling;
Feit 2:
Belaging;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat, indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
75 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Maatregel
- legt op de maatregel, dat verdachte voor de duur van drie jaar
op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1954 en dat hij zich niet zal bevinden in de straat van de woning van deze [slachtoffer];
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt twee
weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] ;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Veldhuizen, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr.
K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 juli 2024.
Mr. M.E.I. Beudeker, mr. Veldhuizen en K. de Klerk-Van Rijs zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
Feit 1
hij op of omstreeks 5 november 2022 te [plaats] , althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een scooter op voornoemde [slachtoffer] is ingereden en/of voornoemde [slachtoffer]
heeft aangereden (tengevolge waarvan zij op de grond is gevallen), terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 november 2022 te [plaats]
[slachtoffer] heeft mishandeld door met een scooter op voornoemde [slachtoffer] in te
rijden en/of tegen voornoemde [slachtoffer] aan te rijden (tengevolge waarvan zij op de
grond is gevallen);
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 juli 2021 tot en met
27 augustus 2022 te [plaats] ,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer]
(ex-partner),
door
- die [slachtoffer] ongevraagd en/of tegen haar haar wil veelvuldig, in elk geval meerdere
malen (in de nachtelijke uren) te (video)bellen en/of
- (meermalen) in de straat waar die [slachtoffer] woont langs te gaan en/of zich op te
houden (na)bij de woning van die [slachtoffer] en/of
- (naakt)foto's van die [slachtoffer] te verspreiden
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )