ECLI:NL:RBZWB:2024:4519

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
10992248 \ CV EXPL 24-1305 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Sierkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop van een tweedehands auto met ontbinding en ongedaanmakingsverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en een gedaagde over de koop van een tweedehands auto. Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.W. van der Heijden, vorderde ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van het aankoopbedrag van € 3.950,00, alsook vergoeding van kosten voor een koppelingsplaat en buitengerechtelijke incassokosten. Eiseres stelde dat de auto, een Opel Agila, niet voldeed aan de overeenkomst omdat deze na de aankoop gebreken vertoonde die niet door de gedaagde, die onder handelsnaam handelde, werden hersteld. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat de auto onder handelsvoorwaarden was verkocht zonder garantie, en dat eiseres op de hoogte was van de gebreken.

De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een consumentenkoop, waardoor eiseres recht had op bescherming onder de wet. De rechter concludeerde dat de auto niet voldeed aan de verwachtingen die eiseres mocht hebben, en dat gedaagde niet had voldaan aan zijn verplichtingen om de gebreken te herstellen. De ontbinding van de overeenkomst werd rechtsgeldig verklaard, en gedaagde werd veroordeeld tot terugbetaling van het aankoopbedrag en de kosten voor de koppelingsplaat. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde onmiddellijk aan de veroordelingen moet voldoen, ook als hij in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10992248 \ CV EXPL 24-1305
Vonnis van 26 juni 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. M.W. van der Heijden, advocaat in Vught,
tegen
[gedaagde] , handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende en zaakdoende in [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De verdere procedure

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 april 2024 en de daarin genoemde stukken;
- een aanvullend stuk van [gedaagde] , verzonden op 11 april 2024, houdende een verklaring van de heer [naam 1] ;
- een akte aanvullende productie 6 van [eiseres] ;
- een akte aanvullende producties 7 tot en met 9 van [eiseres] ;
- een akte aanvullende producties 10 en 11 van [eiseres] ;
- de mondelinge behandeling op 14 mei 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter partijen laten weten dat hij vandaag schriftelijk uitspraak zal doen.

2.De vordering en het verweer

2.1.
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 4.965,00 inclusief kosten en daarnaast de wettelijke rente over € 4.400,00 vanaf het moment van dagvaarden. Zij vordert ook dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld.
2.2.
[eiseres] voert daarbij het volgende aan. Zij stelt dat zij op 29 juni 2023 een auto van het merk Opel Agila met [kenteken] (verder ook: de auto of de Opel) heeft gekocht van [gedaagde] voor een bedrag van € 3.950,00. Zij heeft daarnaast haar eigen auto van het merk Ford Fiësta (verder ook: de inruilauto of de Ford) ingeruild. Vrijwel direct na de levering zijn er problemen ontstaan. [gedaagde] heeft toen een koppelingsplaat vervangen tegen betaling door [eiseres] van een bedrag van € 450,00. In september 2023 ontstonden weer gebreken, zodanig dat er niet meer in de auto te rijden viel. [eiseres] heeft [gedaagde] per brief van 28 september en 13 oktober 2023 verzocht om de gebreken te herstellen. Omdat [gedaagde] dat niet deed, heeft zij op 22 januari 2024 de overeenkomst ontbonden. Op grond daarvan moet [gedaagde] de aanschafwaarde terugbetalen. Aangezien er geen grond bestond voor het in rekening brengen van de kosten van € 450,00 voor de koppelingsplaat moet [gedaagde] deze ook terugbetalen. Om betaling te verkrijgen, heeft
[eiseres] buitengerechtelijke incassokosten gemaakt. Deze begroot [eiseres] op grond van de wet op € 565,00.
2.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] .
2.4.
[gedaagde] voert daarbij het volgende aan. [gedaagde] stelt dat hij [eiseres] bij het sluiten van de koop erop gewezen heeft dat de auto niet in orde was en dat de auto al zeven maanden stil stond. Ook heeft hij haar geadviseerd om de auto te laten keuren.
[gedaagde] heeft de auto onder handelsvoorwaarden en zonder garantie aan [eiseres] verkocht. [gedaagde] betwist dat hij de brief van 28 september 2023 heeft ontvangen.
Ook betwist [gedaagde] de hoogte van het aankoopbedrag. Volgens [gedaagde] heeft
[eiseres] € 1.250,00 bijbetaald op haar inruilauto.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

Er is sprake van een consumentenkoop
3.1.
[gedaagde] stelt dat hij de auto onder handelsvoorwaarden heeft verkocht en zonder garantie. De kantonrechter begrijpt daaruit dat [gedaagde] bedoelt dat geen sprake is van een consumentenkoop, maar een handelskoop. In dat geval zou [eiseres] zich niet kunnen beroepen op de bescherming die de wet in geval van een consumentenkoop biedt.
[eiseres] heeft betwist dat sprake is van een handelskoop.
Artikel 5 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (artikel 7:5 BW) bepaalt in lid 1:

In deze titel wordt verstaan onder consumentenkoop: de koop met betrekking tot een roerende zaak die wordt gesloten door een verkoper die handelt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit en een koper, natuurlijk persoon, die handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit.”
[gedaagde] heeft de auto, een roerende zaak, verkocht aan [eiseres] , een natuurlijk persoon. De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende gebleken is dat [gedaagde] daarbij niet handelde in het kader van zijn garagebedrijf. Ook blijkt niet welke handelsvoorwaarden zouden zijn overeengekomen. Dit betekent dat sprake is van een consumentenkoop en dat [eiseres] aanspraak kan maken op de wettelijke bepalingen die in dat geval van toepassing zijn. Als [gedaagde] met de stelling, dat hij de auto zonder garantie heeft verkocht, bedoelt te betogen dat [eiseres] geen beroep kan doen op de hiervoor vermelde wettelijke regels, volgt de kantonrechter hem daarin niet. In geval van een consumenten- koop, waarvan hier dus sprake is, kan daar namelijk niet in het nadeel van de consument van worden afgeweken.
Getoetst moet worden of voldaan is aan de vereisten voor ontbinding
3.2.
[eiseres] heeft de overeenkomst met [gedaagde] ontbonden. De ontbinding van een consumentenkoop is mogelijk op grond van artikel 7:22 lid 1 BW. De consumentkoper mag echter pas een beroep doen op ontbinding op grond van dit artikel, wanneer volgens artikel 7:22 lid 2 BW
  • herstel of vervanging niet mogelijk is of niet van de verkoper gevergd kan worden; of
  • de verkoper aan een verzoek tot herstel of vervanging geen gevolg geeft.
[eiseres] heeft per brief van 28 september 2023 en 13 oktober 2023 [gedaagde] de mogelijkheid gegeven om de auto te herstellen. Hoewel [gedaagde] betwist dat hij de eerste brief heeft ontvangen, staat vast dat hij de brief van 13 oktober 2023 in ieder geval wel heeft ontvangen. Daarin heeft [eiseres] hem een termijn van twee weken voor herstel gegeven. [gedaagde] heeft daarop niet gereageerd en de auto niet hersteld, zodat hij geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van [eiseres] . Daarmee is voldaan aan het vereiste van artikel 7:22 lid 2.
Vervolgens komt de kantonrechter toe aan de beoordeling of voldaan is aan de vereisten van artikel 7:22 lid 1 BW. Op grond van dat artikel mag de koper de overeenkomst ontbinden als (1) het afgeleverde niet aan de overeenkomst beantwoordt, (2) tenzij de afwijking, gezien haar geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
(1)
De auto beantwoordt niet aan de overeenkomst
3.3.
Of de auto beantwoordt aan de overeenkomst, moet getoetst worden aan de hand van artikel 7:17 lid 1 BW lid 2. Dat artikel bepaalt, voor zover hier van belang:

Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. […]”
Een koper van een auto mag in zijn algemeenheid verwachten dat hij daar in ieder geval veilig mee op de weg kan rijden. [gedaagde] heeft niet betwist dat de auto dusdanige gebreken heeft dat niet meer in de auto te rijden valt. Dit betekent dat normaal gebruik niet mogelijk is.
De afspraak dat de auto zonder garantie is gekocht, kan weliswaar invloed hebben op de verwachtingen die [eiseres] mocht hebben, maar kan er niet aan afdoen dat de auto moet beantwoorden aan de overeenkomst. [gedaagde] heeft nog naar voren gebracht dat hij [eiseres] heeft gewaarschuwd dat de auto mankementen had en dat
[eiseres] kon zien dat de auto niet in orde was. De achterbank zat volgens [gedaagde] vol schimmel van het vocht, verder zat de auto vol krassen en deuken, had deze links en rechts achter parkeerschades, de voorruit was stuk en er zat een rammel in de motor.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] zich hier beroept op artikel 7:17 lid 5 BW, waarin is bepaald:
“De koper kan zich er niet op beroepen dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt wanneer hem dit ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bekend was of redelijkerwijs bekend kon zijn.”
[eiseres] heeft gemotiveerd betwist dat [gedaagde] haar heeft gewaarschuwd en dat de auto er slecht uitzag. [gedaagde] heeft ook geen stukken overgelegd waaruit een waarschuwing blijkt of waaruit blijkt dat [eiseres] heeft gezien of had moeten zien dat er dusdanige gebreken waren dat met de auto niet meer te rijden viel. Dit verweer van [gedaagde] wordt daarom verworpen.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de auto niet geschikt is voor normaal gebruik en daarmee niet beantwoordt aan de overeenkomst.
(2)
Er is geen beroep gedaan op ‘tenzij’
3.4.
[gedaagde] heeft geen beroep gedaan op de tenzij-bepaling, zodat de kantonrechter niet toekomt aan de beoordeling daarvan. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat een beroep op de tenzij-clausule door hem zou zijn afgewezen als [gedaagde] daar wel een beroep op zou hebben gedaan. Het is immers volstrekt duidelijk dat een auto waarin niet meer te rijden valt geen geringe afwijking is.
[eiseres] heeft de overeenkomst rechtsgeldig ontbonden
3.5.
Dit leidt tot de conclusie dat voldaan is aan de wettelijke vereisten om de overeenkomst te mogen ontbinden, zoals [eiseres] dat via haar gemachtigde per brief van 22 januari 2024 aan [gedaagde] heeft laten weten. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de overeenkomst tussen partijen rechtsgeldig is ontbonden per 22 januari 2024.
[gedaagde] moet het aankoopbedrag van € 3.950,00 terugbetalen
3.6.
Door de ontbinding ontstaan ongedaanmakingsverplichtingen. Dit betekent dat
[eiseres] de auto moet teruggeven aan [gedaagde] en dat [gedaagde] het aankoopbedrag aan [eiseres] moet terugbetalen. Partijen verschillen echter van mening over de hoogte van het aankoopbedrag. [eiseres] stelt dat zij een bedrag van € 3.950,00 heeft betaald voor de Opel met inruil van haar Ford. Ter onderbouwing daarvan heeft zij bankafschriften in het geding gebracht. Dit betreft bankafschriften van [eiseres] waarop staat ‘Directe overboeking’ van een bedrag van € 2.000,00 door [vader eiseres] , de vader van [eiseres] , op de rekening van [eiseres] en bankafschriften waarop staat ‘Opname via geldautomaat’, tweemaal met een bedrag van € 800,00 en eenmaal met bedrag van € 400,00. Daarnaast is een bankafschrift overgelegd van de heer [partner eiseres] , de partner van [eiseres] . Daarop staat dat een bedrag van € 2.000,00 contant is opgenomen. Alle geldopnames, in totaal een bedrag van € 4.000,00 (€ 800,00 + € 800,00+ € 400,00 + € 2.000,00 = ), zijn volgens de bankafschriften op 29 juni 2023 gedaan.
[gedaagde] betwist het aankoop bedrag van € 3.950,00 en is van mening dat slechts een bedrag van € 1.250,00 tegen inruil van de Ford is overeengekomen. [gedaagde] heeft in verband daarmee een verklaring van de heer [naam 1] overgelegd. Deze verklaring luidt -voor zover van belang- als volgt:
“Wat ik mij hiervan kan herinneren is dat die mevrouw € 1250,00 aan u moest betalen en dat ze blij is vertrokken met haar auto. Verder ken ik hier geen details van. Ik vindt het geen probleem als u dit zo doorgeeft aan de rechtbank. Hoop dat dit volstaat en iets toevoegt voor u.”De kantonrechter is van oordeel dat uit deze verklaring niet, althans onvoldoende blijkt dat de heer [naam 1] een verklaring aflegt over de aankoop van de Opel door [eiseres] , zodat de kantonrechter deze verklaring alleen al daarom buiten beschouwing laat. [gedaagde] heeft ook betwist dat de overboeking door [vader eiseres] te maken heeft met het geven van voldoende budget aan [eiseres] ten behoeve van de auto. Gezien de uitgebreide onderbouwing van [eiseres] , die de kantonrechter voldoende overtuigend vindt, gaat de kantonrechter aan deze betwisting voorbij. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling weliswaar nog een factuur overgelegd waarop een bedrag van € 1.250,00 staat, maar [eiseres] heeft betwist dat zij deze factuur heeft ontvangen en heeft ook de juistheid van de factuur gemotiveerd betwist. Zo staat er geen handtekening op de factuur en klopt de daarop aangegeven datum van 1 juli 2023 niet, nu de auto is gekocht op 29 juni 2023. [gedaagde] heeft verder niets overgelegd en hij heeft zelfs niet gereageerd op de brief van [eiseres] van 13 oktober 2023, waarin als aankoopbedrag het bedrag van
€ 3.950,00 staat genoemd. Dit terwijl een reactie van [gedaagde] op die brief bepaald voor de hand had gelegen als [eiseres] de auto voor een bedrag van € 1.250,00 van hem had gekocht. Op grond van het bovenstaande gaat de kantonrechter er daarom van uit dat
[eiseres] een bedrag van € 3.950,00 heeft betaald. [gedaagde] moet dat bedrag dus terugbetalen aan [eiseres] .
[gedaagde] moet ook de kosten voor vervanging van de koppelingsplaat terugbetalen
3.7.
[eiseres] stelt dat er geen grondslag was voor het in rekening brengen van de kosten van € 450,00 voor het vervangen van de koppelingsplaat, zodat sprake is van onverschuldigde betaling (brief van 22 januari 2024, productie 4) en [gedaagde] deze kosten moet terugbetalen. [gedaagde] had, aldus [eiseres] , op grond van de wet het gebrek op zijn kosten moeten verhelpen. De kantonrechter begrijp dat [eiseres] hiermee een beroep doet op de artikelen 7:18a en 7:21 BW.
Bij een consumentenkoop geldt op grond van artikel 7:18a lid 2 BW een wettelijk bewijsvermoeden. In dit artikel staat dat, indien de afwijking van het hetgeen is overeengekomen zich binnen één jaar na aflevering openbaart, dan vermoed wordt dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet. In dat geval kan de consumentkoper op grond van artikel 7:21 lid 1b herstel eisen. Volgens lid 2 mag de verkoper hiervoor geen kosten in rekening brengen. [gedaagde] heeft dat hier ten onrechte wel gedaan, zodat
[eiseres] ook recht heeft op terugbetaling van het bedrag van € 450,00.
3.8.
[eiseres] vordert verder een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten voor een bedrag van € 565,00. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten [1] is voldaan, zodat dit bedrag ook kan worden toegewezen
3.9.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
4.400,00
- buitengerechtelijke incassokosten
565,00
+
totaal
4.965,00
3.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van
[eiseres] betalen. [eiseres] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging. Eisers met een toevoeging betalen een lager griffierecht. Verder worden in dat geval de dagvaardingskosten van de deurwaarder door het Rijk vergoed. Die kosten zijn dus niet voor rekening van [gedaagde] . Gelet hierop wordt [gedaagde] alleen veroordeeld tot betaling van het lagere griffierecht en het salaris van de advocaat, zijnde een bedrag van in totaal
€ 629,00 (bestaande uit 87,00 aan griffierecht en € 542,00 (2 punten van € 271,00 per punt) aan salaris gemachtigde). De vergoeding van € 542,00 voor het salaris moet door de advocaat worden verrekend met de op grond van de Wet op de rechtsbijstand aan hem toegekende vergoeding. De over de proceskostenvergoeding gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen op de wijze zoals hierna in de beslissing is bepaald.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een bedrag te betalen van € 4.965,00,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 4.400,00, met ingang van 4 maart 2024 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 629,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, bij gebreke waarvan het bedrag van € 629,00 wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag van volledige betaling;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; [2]
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024.

Voetnoten

1.Deze wettelijke eisen zijn neergelegd in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
2.De kantonrechter heeft het vonnis ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [gedaagde] direct aan de veroordelingen in het vonnis moet voldoen, ook wanneer eventueel in hoger beroep zou worden gegaan.