ECLI:NL:RBZWB:2024:4518

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
24/1317
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak tegen UWV

Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het UWV, waarbij het verzoek van de verzoeker om een proceskostenveroordeling werd afgewezen. De verzoeker had zijn beroep tegen een besluit van het UWV, dat op 10 januari 2024 was genomen, ingetrokken omdat hij geen belang meer had bij een inhoudelijke behandeling. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het UWV gaf aan geen redenen te zien om tot vergoeding over te gaan.

De rechtbank overweegt dat een proceskostenveroordeling alleen mogelijk is als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval was er geen sprake van tegemoetkomen, omdat het UWV zijn standpunt niet had herzien. De verzoeker had zijn beroep ingetrokken vanwege een vaststellingsovereenkomst met zijn (ex) werkgever, waardoor het belang bij de beoordeling van de afwijzing van de werkloosheidsuitkering was komen te vervallen. De rechtbank concludeert dat de intrekking van het beroep niet kan worden aangemerkt als tegemoetkomen door het UWV, omdat dit niet het gevolg was van een wijziging in het standpunt van het UWV.

Uiteindelijk wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat het UWV zijn standpunt niet heeft gewijzigd en de aanvraag om een werkloosheidsuitkering terecht is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1317 WW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. H.H. Veurtjes),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van het UWV van 10 januari 2024. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat hij geen belang meer ziet in een inhoudelijke behandeling van zijn beroep.
1.1.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het UWV heeft de rechtbank meegedeeld dat zij geen redenen zien om het UWV te veroordelen in de proceskosten in bezwaar en beroep.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het UWV aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet beoordelen of het UWV geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen. Van tegemoetkomen is slechts sprake indien het bestuursorgaan een in het bestreden besluit ingenomen standpunt heeft herzien en het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit alsnog heeft genomen. Een intrekking van het beroep wegens nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, dan wel nadien verkregen, houdt geen tegemoetkomen in voormelde zin in en vormt geen grond voor een kostenveroordeling.
4.1.
Op 22 januari 2024 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van verzoeker ongegrond is verklaard. Met het bestreden besluit blijft het UWV bij het standpunt dat verzoeker vanaf 1 september 2023 geen recht heeft op een werkloosheidsuitkering. Verzoeker heeft op 8 april 2024 zijn beroep ingetrokken omdat het geschil tussen de (ex) werkgever en verzoeker is opgelost met een vaststellingsovereenkomst. In de vaststellingsovereenkomst is afgesproken dat het loon van verzoeker tot 1 juli 2024 wordt doorbetaald. Hiermee is volgens verzoeker het belang om een inhoudelijke beoordeling van de weigering van een werkloosheidsuitkering komen te vervallen. Hij heeft wel verzocht om een proceskostenveroordeling, omdat het UWV ten onrechte heeft geoordeeld dat verzoeker zich eerst ziek heeft gemeld en daarna is ontslagen.
4.2.
In reactie op het verzoek om proceskostenvergoeding heeft het UWV aangegeven geen reden te zien om de proceskosten van verzoeker te vergoeden. Het UWV heeft de WW uitkering geweigerd, omdat verzoeker had aangegeven ziek te zijn. Dan bestaat geen recht op een WW uitkering, omdat bij ziekte een verzekerde niet beschikbaar is om arbeid te aanvaarden. Er wordt dan niet voldaan aan een van de voorwaarden voor het bestaan van recht op een WW uitkering. Het staat vast dat het UWV het bestreden besluit niet heeft gewijzigd en het UWV blijft bij haar standpunt dat de aanvraag om een werkloosheidsuitkering terecht is afgewezen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het UWV niet tegemoetgekomen is aan het beroep van verzoeker. In situaties dat het beroep wordt ingetrokken wegens nieuwe feiten of omstandigheden, zoals in dit geval aan de orde is, is van tegemoetkomen immers geen sprake. De rechtbank zal het verzoek om proceskostenvergoeding afwijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Hooghiemstra, griffier op 25 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).