ECLI:NL:RBZWB:2024:4518
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak tegen UWV
Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het UWV, waarbij het verzoek van de verzoeker om een proceskostenveroordeling werd afgewezen. De verzoeker had zijn beroep tegen een besluit van het UWV, dat op 10 januari 2024 was genomen, ingetrokken omdat hij geen belang meer had bij een inhoudelijke behandeling. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het UWV gaf aan geen redenen te zien om tot vergoeding over te gaan.
De rechtbank overweegt dat een proceskostenveroordeling alleen mogelijk is als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval was er geen sprake van tegemoetkomen, omdat het UWV zijn standpunt niet had herzien. De verzoeker had zijn beroep ingetrokken vanwege een vaststellingsovereenkomst met zijn (ex) werkgever, waardoor het belang bij de beoordeling van de afwijzing van de werkloosheidsuitkering was komen te vervallen. De rechtbank concludeert dat de intrekking van het beroep niet kan worden aangemerkt als tegemoetkomen door het UWV, omdat dit niet het gevolg was van een wijziging in het standpunt van het UWV.
Uiteindelijk wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat het UWV zijn standpunt niet heeft gewijzigd en de aanvraag om een werkloosheidsuitkering terecht is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.