Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.De verdere procedure
1 mei 2024;
3.De feiten
4.De vordering en het verweer
De Groene Boekhouder.
5.De beoordeling
16 juni 2023. Tijdens de mondelinge behandeling heeft De Groene Boekhouder erkend dat in dit gesprek niet is gesproken over de algemene voorwaarden. Deze heeft De Groene Boekhouder pas in haar e-mail van 19 juni 2023 voor het eerst genoemd. Dit betekent dat de algemene voorwaarden geen onderdeel uitmaken van de afspraken tussen partijen. Deze kunnen ook niet eenzijdig achteraf worden opgelegd. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn.
Op de vorderingen tot betaling van buitengerechtelijk kosten en contractuele rente op grond van de Algemene voorwaarden, gaat de kantonrechter hierna onder punt 5.7 en 5.8 verder in.
‘diverse e-mails [naam] ’. Na de betwisting van deze post door [gedaagde] , heeft De Groene Boekhouder als productie 15 nog stukken in het geding gebracht waaruit blijkt waar dit advieswerk betrekking op heeft. Daarmee heeft zij naar het oordeel van de kantonrechter de advieswerkzaamheden voldoende onderbouwd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat zij ervan uitging dat deze werkzaamheden behoorden tot het verzorgen van de administratie en daarmee tot het basisbedrag van € 150,00 per maand. Maar in de e-mail van 19 juni 2023 worden overige werkzaamheden, waartoe de kantonrechter advieswerk ook rekent, apart genoemd van de werkzaamheden die worden verstaan onder het verzorgen van de administratie. De kanton-rechter gaat daarom aan dit verweer van [gedaagde] voorbij en wijst de advieskosten van € 98,92 toe.
€ 3.576,42 is ook een bedrag van € 150,00 aan Administratiekosten opgenomen. Nu onduidelijk is wat de grondslag van deze vordering is, zal die alleen al daarom worden afgewezen. De kantonrechter heeft dit tijdens de mondelinge behandeling overigens ook al laten weten.
De Groene Boekhouder betalen:
Wel moet de kantonrechter toetsen of wettelijke rente gevorderd kan worden op grond van de dwingendrechtelijke regeling van artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (BW).
In lid 1 staat: “
De schadevergoeding, verschuldigd wegens vertraging in de voldoening van een geldsom, bestaat in het geval van een handelsovereenkomst in de wettelijke rente van die som met ingang van de dag volgend op de dag die is overeengekomen als de uiterste dag van betaling tot en met de dag waarop de schuldenaar de geldsom heeft voldaan.”
€ 885,42 aan hoofdsom. De proceskosten van De Groene Boekhouder worden daarmee vastgesteld op:
nakosten een executoriale titel op. Dit betekent dat als De Groene Boekhouder na deze uitspraak ook nog daadwerkelijk kosten zou moeten maken (de nakosten), [gedaagde] daarvoor nog een bedrag zal moeten betalen van € 67,50. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de eventuele betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (zie ook de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR: 2022:853).