ECLI:NL:RBZWB:2024:4516

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
10985987 \ CV EXPL 24-1275 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Mr. Sierkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en geschil over algemene voorwaarden in een overeenkomst voor administratieve diensten

In deze civiele zaak heeft De Groene Boekhouder B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, handelend onder de naam van een eenmanszaak, wegens onbetaalde facturen voor administratieve en fiscale diensten. De gedaagde heeft de juistheid van de facturen betwist en stelde dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn. De kantonrechter heeft op 26 juni 2024 uitspraak gedaan. De Groene Boekhouder vorderde een totaalbedrag van € 3.576,42, maar de kantonrechter heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat de algemene voorwaarden niet van toepassing waren, omdat deze niet voorafgaand aan de overeenkomst waren besproken. De vordering tot betaling van de boete van 60% van de resterende contractwaarde werd afgewezen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 885,42, inclusief wettelijke handelsrente, en € 132,81 aan buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden vastgesteld op € 714,39. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde direct moet voldoen aan de veroordelingen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10985987 \ CV EXPL 24-1275
Vonnis van 26 juni 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap De Groene Boekhouder B.V.,
gevestigd in Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: De Groene Boekhouder,
gemachtigde: Jonkers Ceelen gerechtsdeurwaarders in Tilburg,
tegen
[gedaagde] , handelend onder de naam [eenmanszaak],
wonende in [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

De Groene Boekhouder heeft [gedaagde] facturen gestuurd voor fiscale en administratieve werkzaamheden die zij voor [gedaagde] heeft uitgevoerd. [gedaagde] heeft de meeste facturen niet betaald, omdat ze het niet eens is met diverse posten. De door de Groene Boekhouder gevorderde facturen worden gedeeltelijk toegewezen.

2.De verdere procedure

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 april 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de aanvullende producties 12 tot en met 15 van De Groene Boekhouder, verzonden op
1 mei 2024;
- de mondelinge behandeling op 14 mei 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter partijen laten weten dat hij vandaag schriftelijk uitspraak zal doen.

3.De feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
- Op 16 juni 2023 heeft [gedaagde] opdracht gegeven aan De Groene Boekhouder voor het verzorgen van de administratie van haar eenmanszaak. Onder het verzorgen van de administratie wordt verstaan: de boekhouding verwerken, de btw-aangifte verzorgen, de jaarrekening samenstellen en de aangifte inkomstenbelasting doen. De opdracht liep tot en met 31 december 2024.
- Op 19 juni 2023 heeft De Groene Boekhouder per e-mail een opdrachtbevestiging gestuurd aan [gedaagde] . Daarin heeft De Groene Boekhouder de ‘Algemene voorwaarden De Groene Boekhouder B.V.’ van toepassing verklaard (verder: de Algemene voorwaarden) en een kopie daarvan meegestuurd.
- De Groene Boekhouder heeft voor de door haar uitgevoerde werkzaamheden facturen gestuurd.
- [gedaagde] heeft niet alle facturen betaald. Daarom heeft De Groene Boekhouder meerdere aanmaningen gestuurd.
- Vanwege het uitblijven van betaling, heeft De Groene Boekhouderop 4 oktober 2023 de dienstverlening voor [gedaagde] beëindigd.

4.De vordering en het verweer

De vordering van De Groene Boekhouder
4.1.
De Groene Boekhouder vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 3.576,42, na dagvaarding verminderd met € 365,00, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
De Groene voert daarbij het volgende aan. Zij stelt dat zij met [gedaagde] op 16 juni 2023 een overeenkomst is aangegaan waarop haar Algemene voorwaarden van toepassing zijn. De looptijd was tot en met 31 december 2024. Afgesproken was dat De Groene Boekhouder de administratie voor de eenmanszaak van [gedaagde] zou verrichten voor een bedrag van € 150,00 exclusief BTW per maand. Ook was afgesproken dat inhaalmaanden zouden worden gefactureerd. De opstartkosten van € 350,00 exclusief BTW hoefde [gedaagde] niet te betalen, tenzij de dienstverlening binnen 12 maanden zou eindigen.
Doordat [gedaagde] niet betaalde, is De Groene Boekhouder gestopt met de werkzaamheden voor [gedaagde] . Omdat de dienstverlening binnen de gestelde termijn is beëindigd, heeft De Groene Boekhouder niet de kans gehad om de opstartkosten terug te verdienen en worden deze alsnog in rekening gebracht. Ook moet [gedaagde] een boete betalen van 60% van de resterende looptijd op grond van de Algemene voorwaarden, zijnde een bedrag van € 1.633,50. Aangezien De Groene Boekhouder altijd een volledige boekhouding moet verwerken, heeft zij de boekhouding moeten bijwerken vanaf januari 2023. Daarom moet [gedaagde] deze inhaalmaanden van januari tot en met mei 2023 ook betalen.
De volgende facturen staan volgens De Groene Boekhouder nog open:
[afbeelding geanonimiseerd]
Doordat [gedaagde] niet betaalde, was De Groene Boekhouder ook genoodzaakt om de vordering ter incasso uit handen te geven. Op grond van de Algemene voorwaarden zijn de daarvoor gemaakte kosten vastgesteld op 15% van het te incasseren bedrag. Deze moet [gedaagde] betalen. Tot slot heeft De Groene Boekhouder renteverlies geleden door het toerekenbaar niet tijdig presteren van [gedaagde] . Op grond van de Algemene voorwaarden brengt zij daarom 15% per jaar aan rente in rekening.
Het verweer van [gedaagde]
4.3.
voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van
De Groene Boekhouder.
4.4.
[gedaagde] voert daarbij het volgende aan. Zij stelt voorop dat zij geen goede uitleg heeft gekregen van De Groene Boekhouder over welke bedragen zij verschuldigd was en onder welke voorwaarden. In ieder geval geldt dat voor de boete. Zij betwist de juistheid van de facturen die betrekking hebben op de inhaalmaanden van januari tot en met mei 2023.
Zij was toen nog geen klant. Van januari tot en met maart 2023 had zij bovendien nog een andere boekhouder. [gedaagde] betwist ook dat zij de boete moet betalen. Er was nooit verteld dat zij bij beëindiging van de opdracht een boete verschuldigd zou zijn. Ook betwist zij de factuur van 15 augustus 2023 van € 98,92, omdat haar niet bekend is op welke werkzaamheden deze factuur betrekking heeft. Na haar betaling op 19 maart 2024 van een bedrag van € 365,00, is [gedaagde] van mening dat De Groene Boekhouder niets meer van haar te vorderen heeft.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter moet allereerst beoordelen wat partijen zijn overeengekomen. Vast staat dat partijen op 16 juni 2023 mondeling een overeenkomst hebben gesloten op grond waarvan De Groene Boekhouder de administratie zou verzorgen voor de eenmanszaak van [gedaagde] . De Groene Boekhouder heeft de toen gemaakte afspraken per e-mail van 19 juni 2023 bevestigd. [gedaagde] betwist niet, of in ieder geval onvoldoende gemotiveerd, dat dit de afspraken zijn die in het overleg van 16 juni 2023 zijn gemaakt. Wel betwist zij dat toen ook is gesproken over algemene voorwaarden.
De algemene voorwaarden zijn niet van toepassing, zodat de boete wordt afgewezen.
5.2.
De kantonrechter is van oordeel dat partijen gebonden zijn aan de afspraken van
16 juni 2023. Tijdens de mondelinge behandeling heeft De Groene Boekhouder erkend dat in dit gesprek niet is gesproken over de algemene voorwaarden. Deze heeft De Groene Boekhouder pas in haar e-mail van 19 juni 2023 voor het eerst genoemd. Dit betekent dat de algemene voorwaarden geen onderdeel uitmaken van de afspraken tussen partijen. Deze kunnen ook niet eenzijdig achteraf worden opgelegd. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn.
Het gevolg daarvan is dat de kantonrechter de daarop gegronde vordering van De Groene Boekhouder tot betaling van de boete van 60% van de resterende contractwaarde afwijst.
Op de vorderingen tot betaling van buitengerechtelijk kosten en contractuele rente op grond van de Algemene voorwaarden, gaat de kantonrechter hierna onder punt 5.7 en 5.8 verder in.
Niet alle inhaalmaanden kunnen in rekening worden gebracht
5.3.
De Groene Boekhouder stelt dat [gedaagde] voor de maanden waarin zij nog geen cliënt was moet betalen, omdat dit inhaalmaanden zijn waarvoor zij op grond van de gemaakte afspraken moet betalen. [gedaagde] heeft de vordering op dit onderdeel betwist.
De kantonrechter stelt voorop, wat uit het woord zelf ook al volgt, dat voor het opmaken van een jaarrekening in beginsel de administratie van een heel boekjaar nodig is. De kanton-rechter volgt De Groene Boekhouder dan ook in haar stelling dat zij over de volledige boekhouding van een jaar moet kunnen beschikken en dat de maanden vóór de ingangsdatum van de overeenkomst met [gedaagde] in hetzelfde boekjaar daarom ‘inhaalmaanden’ zijn. Bovendien blijkt uit de e-mail van 19 juni 2023 dat hierover betalingsafspraken zijn gemaakt tussen partijen. Daarom moet [gedaagde] de inhaalmaanden in beginsel betalen.
[gedaagde] heeft echter aangevoerd dat in de maanden januari tot en met maart 2023 een andere boekhouder haar administratie verzorgde. De Groene Boekhouder heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd, gesteld op grond waarvan [gedaagde] ook moet betalen voor maanden waarin de administratie al door een ander is uitgevoerd. Dat De Groene Boekhouder een ander administratiesysteem heeft dan de vorige boekhouder van [gedaagde] en dat zij om die reden de administratie voor deze maanden opnieuw moest doen, maakt dat niet anders. Zij heeft dit immers niet vooraf met [gedaagde] besproken of hierover aparte afspraken gemaakt. Zonder nadere toelichting of afspraken, hoefde [gedaagde] niet te verwachten dat zij nogmaals voor deze maanden hoefde te betalen. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de inhaalmaanden januari tot en met maart 2023 daarom af. Het totaalbedrag voor de inhaalmaanden april en mei 2023 van € 363,00 (2 x € 181,50) inclusief BTW wordt wel toegewezen.
Voor het advieswerk moet apart betaald worden
5.4.
De Groene Boekhouder heeft een bedrag van € 98,92 in rekening gebracht voor advieswerk. De omschrijving van deze post is
‘diverse e-mails [naam] ’. Na de betwisting van deze post door [gedaagde] , heeft De Groene Boekhouder als productie 15 nog stukken in het geding gebracht waaruit blijkt waar dit advieswerk betrekking op heeft. Daarmee heeft zij naar het oordeel van de kantonrechter de advieswerkzaamheden voldoende onderbouwd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat zij ervan uitging dat deze werkzaamheden behoorden tot het verzorgen van de administratie en daarmee tot het basisbedrag van € 150,00 per maand. Maar in de e-mail van 19 juni 2023 worden overige werkzaamheden, waartoe de kantonrechter advieswerk ook rekent, apart genoemd van de werkzaamheden die worden verstaan onder het verzorgen van de administratie. De kanton-rechter gaat daarom aan dit verweer van [gedaagde] voorbij en wijst de advieskosten van € 98,92 toe.
De opstartkosten moeten betaald worden
5.5.
De Groene Boekhouder vordert betaling van de opstartkosten volgens de afspraak zoals deze is bevestigd in de e-mail van 19 juni 2023. [gedaagde] heeft hiertegen tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat niet zij, maar De Groene Boekhouder de overeenkomst heeft beëindigd en dat zij daarom de opstartkosten niet hoeft te betalen. In de omschrijving van de afspraak over betaling van opstartkosten is deze voorwaarde echter niet opgenomen. Daarom wijst de kantonrechter ook deze post toe, zijnde een bedrag van € 423,50.
De administratiekosten van € 150,00 worden afgewezen
5.6
In het door De Groene Boekhouder bij dagvaarding gevorderde bedrag van
€ 3.576,42 is ook een bedrag van € 150,00 aan Administratiekosten opgenomen. Nu onduidelijk is wat de grondslag van deze vordering is, zal die alleen al daarom worden afgewezen. De kantonrechter heeft dit tijdens de mondelinge behandeling overigens ook al laten weten.
Het totaal toe te wijzen bedrag van de facturen is € 885,42‬
5.7.
Op grond van het bovenstaande moet [gedaagde] nog de volgende bedragen aan
De Groene Boekhouder betalen:
Administratie april en mei 2023 € 363,00
Advieskosten € 98,92
Opstartkosten € 423,50
-----------
Totaal € 885,42‬
De kantonrechter wijst de buitengerechtelijke incassokosten toe op grond van de wet
5.8.
De Groene Boekhouder vordert betaling van een bedrag van € 482,64 aan buitengerechtelijke incassokosten op grond van haar Algemene voorwaarden. Nu deze Algemene voorwaarden niet van toepassing zijn, wijst de kantonrechter de vordering op deze grond af. Wel moet de kantonrechter volgens artikel 25 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ambtshalve nagaan op welke juridische grondslag de vordering op grond van de door De Groene Boekhouder gestelde feiten eventueel wel kan worden gebaseerd. De kantonrechter stelt vast dat De Groene Boekhouder voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het wettelijke tarief dat hoort bij een toe te wijzen bedrag van € 885,42. De kantonrechter zal daarom het bedrag toewijzen tot het wettelijke tarief. Dat is een bedrag van € 132,81.
De kantonrechter wijst de wettelijke handelsrente toe
5.9.
De Groene Boekhouder vordert betaling van de contractuele rente, omdat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na de factuurdatum heeft betaald. Ook deze vordering is gebaseerd op de niet van toepassing zijnde Algemene voorwaarden en moet daarom worden afgewezen.
Wel moet de kantonrechter toetsen of wettelijke rente gevorderd kan worden op grond van de dwingendrechtelijke regeling van artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (BW).
In lid 1 staat: “
De schadevergoeding, verschuldigd wegens vertraging in de voldoening van een geldsom, bestaat in het geval van een handelsovereenkomst in de wettelijke rente van die som met ingang van de dag volgend op de dag die is overeengekomen als de uiterste dag van betaling tot en met de dag waarop de schuldenaar de geldsom heeft voldaan.”
De kantonrechter is van oordeel dat De Groene Boekhouder voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat sprake is van (1) een geldsom die [gedaagde] moest betalen op grond van de gesloten overeenkomst en dat (2) sprake is van een handelsovereenkomst, zodat wordt voldaan aan de eisen uit artikel 6:119a lid 1 BW. De kantonrechter wijst daarom wel de wettelijke handelsrente toe. Deze wordt toegewezen vanaf de vijftiende dag na het verstrijken van de respectievelijke factuurdata van 30 juni 2023 (administratie april en mei), 4 oktober 2023 (opstartkosten) en 15 augustus 2023 (advieswerk).
De proceskosten worden vastgesteld op basis van het toe te wijzen bedrag
5.10.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling een poging gedaan om tot een schikking te komen. Het is de kantonrechter niet bekend of partijen daarin ook de proceskosten hebben besproken. Doordat partijen niet tot een oplossing zijn gekomen, moet de kantonrechter een vonnis wijzen en daarin ook een oordeel geven over wie de proceskosten moet betalen. Procederen is een kostbare zaak en uitgangspunt daarbij is dat degene die (grotendeels) ongelijk krijgt de proceskosten moet betalen, tenzij de proceskosten niet noodzakelijk zijn gemaakt. De kantonrechter is van oordeel dat de procedure noodzakelijk was, omdat [gedaagde] vóór de dagvaarding helemaal niets meer wilde betalen.
Doordat slechts een gedeelte van de gevorderde hoofdsom wordt toegewezen, berekent de kantonrechter de proceskosten die betrekking hebben op het griffierecht en het salaris van de gemachtigde van De Groene Boekhouder op basis van het toe te wijzen bedrag van
€ 885,42 aan hoofdsom. De proceskosten van De Groene Boekhouder worden daarmee vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
116,39
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2,00 punten × € 135,00)
Totaal
714,39
5.11
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de eventuele
nakosten een executoriale titel op. Dit betekent dat als De Groene Boekhouder na deze uitspraak ook nog daadwerkelijk kosten zou moeten maken (de nakosten), [gedaagde] daarvoor nog een bedrag zal moeten betalen van € 67,50. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de eventuele betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (zie ook de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR: 2022:853).

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan De Groene Boekhouder een bedrag te betalen van € 885,42, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de vijftiende dag na het verstrijken van de respectievelijke factuurdata van 30 juni 2023, 4 oktober 2023, en 15 augustus 2023;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan De Groene Boekhouder een bedrag te betalen van € 132,81 aan buitengerechtelijke incassokosten;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 714,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; [1]
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024.

Voetnoten

1.De kantonrechter heeft het vonnis ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [gedaagde] direct aan de veroordelingen in het vonnis moet voldoen, ook wanneer eventueel in hoger beroep zou worden gegaan.