ECLI:NL:RBZWB:2024:4481
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, waarbij het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank behandelt de vraag of deze niet-ontvankelijkheid terecht is vastgesteld.
De rechtbank constateert dat belanghebbende op 5 december 2019 de aangifte IB/PVV 2018 heeft ingediend en dat de aanslag op 23 januari 2020 is opgelegd. Het bezwaar van belanghebbende, dat op 7 september 2022 door de inspecteur is ontvangen, is door de inspecteur als niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift op 24 januari 2020 is aangevangen en op 5 maart 2020 is geëindigd. Aangezien belanghebbende geen bewijs heeft geleverd dat het bezwaar tijdig is ingediend, bevestigt de rechtbank de beslissing van de inspecteur.
De rechtbank wijst erop dat de niet-tijdige indiening van het bezwaarschrift voor rekening en risico van belanghebbende komt. De rechtbank concludeert dat de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep ongegrond is. De aanslag blijft in stand en belanghebbende krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.