ECLI:NL:RBZWB:2024:447
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van beroep tegen belastingaanslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2024, wordt het verzoek van de belanghebbende om een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten beoordeeld. De belanghebbende had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de inspecteur van de Belastingdienst, dat betrekking had op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2019. Dit beroep werd ingetrokken nadat de inspecteur op 19 december 2023 het eerdere besluit had ingetrokken. De rechtbank heeft de inspecteur de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, waarop de inspecteur heeft aangegeven dat de belanghebbende recht heeft op een vergoeding van € 875.
De rechtbank oordeelt dat het verzoek om proceskostenveroordeling gegrond is. Volgens de wet kan een bestuursrechter, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank concludeert dat de inspecteur gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de belanghebbende, wat de basis vormt voor de toewijzing van de proceskostenvergoeding.
De rechtbank wijst de inspecteur aan om de proceskostenvergoeding van € 875 aan de belanghebbende te betalen, aangezien de gemachtigde van de belanghebbende een beroepschrift heeft ingediend. Daarnaast is de inspecteur verplicht om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.