ECLI:NL:RBZWB:2024:447

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
BRE 22/5224
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van beroep tegen belastingaanslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2024, wordt het verzoek van de belanghebbende om een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten beoordeeld. De belanghebbende had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de inspecteur van de Belastingdienst, dat betrekking had op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2019. Dit beroep werd ingetrokken nadat de inspecteur op 19 december 2023 het eerdere besluit had ingetrokken. De rechtbank heeft de inspecteur de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, waarop de inspecteur heeft aangegeven dat de belanghebbende recht heeft op een vergoeding van € 875.

De rechtbank oordeelt dat het verzoek om proceskostenveroordeling gegrond is. Volgens de wet kan een bestuursrechter, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank concludeert dat de inspecteur gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de belanghebbende, wat de basis vormt voor de toewijzing van de proceskostenvergoeding.

De rechtbank wijst de inspecteur aan om de proceskostenvergoeding van € 875 aan de belanghebbende te betalen, aangezien de gemachtigde van de belanghebbende een beroepschrift heeft ingediend. Daarnaast is de inspecteur verplicht om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5224

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] ([land]), belanghebbende,

(gemachtigde: mr. D. Westerman),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van belanghebbende om een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten. Belanghebbende heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van de inspecteur van 5 oktober 2022. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat de inspecteur op 19 december 2023 dit besluit heeft ingetrokken. Het beroep ziet op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2019 met [aanslagnummer] H.96.01.
1.1.
De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De inspecteur heeft de rechtbank meegedeeld dat belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding van € 875.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [1]
Is de inspecteur aan belanghebbende tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de inspecteur geheel of gedeeltelijk aan belanghebbende is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 11 november 2022 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van belanghebbende ongegrond is verklaard. De inspecteur is op 19 december 2023 gedeeltelijk tegemoetgekomen aan het beroep van belanghebbende, zo leidt de rechtbank af uit de berichtgeving van partijen.
Welk bedrag aan proceskosten moet de inspecteur aan verzoeker vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als gegrond toe. Belanghebbende krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. De inspecteur moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 875 omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat de inspecteur verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden. [2] Belanghebbende moet zich hiervoor dan ook tot de inspecteur wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 875 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 31 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
2.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.