ECLI:NL:RBZWB:2024:4413
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak met niet-ontvankelijkheid
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juni 2024, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld dat op 28 april 2024 is ingediend door verzoeker. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoeker niet heeft voldaan aan de wettelijke vereisten voor het indienen van een dergelijk verzoek. Volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter zonder zitting uitspraak doen als het verzoek niet-ontvankelijk is.
De voorzieningenrechter legt uit dat verzoeker op 14 mei 2024 is verzocht om binnen zeven dagen het bestreden besluit en een toelichting op de spoedeisendheid van zijn verzoek in te dienen. Verzoeker heeft echter niet binnen de gestelde termijn gereageerd, en ook niet na een telefonische herinnering van de griffier op 28 mei 2024. Op 1 juni 2024 heeft verzoeker wel stukken ingediend, maar deze bevatten geen kopie van het bestreden besluit en geen toelichting op het spoedeisend belang. Hierdoor is het voor de voorzieningenrechter niet duidelijk op welk besluit het verzoek betrekking heeft.
Daarnaast overweegt de voorzieningenrechter dat, voor zover het verzoek betrekking heeft op eerdere besluiten van het UWV, verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang. De besluiten waartegen hij zich richt, dateren van respectievelijk 31 januari 2024 en 7 november 2023, en verzoeker heeft niet toegelicht waarom hij de uitspraak van de rechtbank niet kan afwachten. Tot slot wordt opgemerkt dat tegen besluiten inzake de behandeling van klachten bij de Nationale Ombudsman geen beroep kan worden ingesteld, wat ook van invloed is op de ontvankelijkheid van het verzoek.
Gelet op deze overwegingen concludeert de voorzieningenrechter dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.