ECLI:NL:RBZWB:2024:4410

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
11136621 VV EXPL 24-48 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ter beschikking stellen van een kamer in kort geding met betrekking tot huurovereenkomsten en herstel van gebreken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juni 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. [Eiser] vorderde onder andere dat [gedaagde] de kamer aan de [adres 1] en de kamer aan de [adres 2] ter beschikking zou stellen, herstel van een gebrek in de badkamer aan de [adres 1], een huurverlaging van € 380,00 naar € 152,00, terugbetaling van teveel betaalde huur en schadevergoeding voor tijdelijke huisvesting. De procedure volgde op een huurovereenkomst die [eiser] had gesloten met [gedaagde] voor de huur van een kamer aan de [adres 2], die hij per e-mail had opgezegd. [Eiser] stelde dat hij geen toegang meer had tot beide kamers en dat er een gebrek was aan de badkamer van de kamer aan de [adres 1]. [Gedaagde] voerde verweer en stelde dat [eiser] vrijwillig de kamer aan de [adres 1] had verlaten en dat er geen sprake was van een gebrek. De kantonrechter oordeelde dat er onduidelijkheid bestond over de rechtsgeldigheid van de huurovereenkomsten en dat de vorderingen van [eiser] niet toewijsbaar waren. De kantonrechter wees de vorderingen van [eiser] af en veroordeelde hem in de proceskosten, vastgesteld op € 50,00.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11136621 \ VV EXPL 24-48
Vonnis in kort geding van 24 juni 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. F. Yildiz-Günes,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 juni 2024 met producties;
- de akte wijziging/vermeerdering van eis van [eiser] met productie;
- de door [gedaagde] toegestuurde reactie;
- de mondelinge behandeling van 10 juni 2024 waarvan door de griffier zittingsaantekeningen zijn opgemaakt.

2.De feiten

2.1
[eiser] heeft met ingang van 1 februari 2021 een huurovereenkomst met [gedaagde] gesloten voor de huur van een kamer aan de [adres 1] .
2.2
Sinds 12 februari 2024 heeft [eiser] een huurovereenkomst gesloten met [gedaagde] voor een kamer aan de [adres 2] . [eiser] heeft een bijlage bij die huurovereenkomst opgemaakt in het Kroatisch, Engels en Nederlands. In het Nederlandstalige bijlage staat dat de verhuizing naar de [adres 2] tijdelijk is, de verhuurder binnen 6 maanden noodzakelijke reparaties zal uitvoeren aan de [adres 1] en de huurder erna zal terugkeren naar de woning aan de [adres 1] .
2.3
Bij e-mail van 8 mei 2024 is met het [e-mailadres] en de naam [eiser] aan de makelaar van [gedaagde] , de heer [naam] , in het Engels medegedeeld dat dat hij de huurovereenkomst voor de [adres 2] per 12 mei 2024 wil beëindigen. Daarnaast is in de e-mail medegedeeld dat [eiser] de kamer aan de [adres 3] wil huren vanaf 13 mei 2024.
2.4
[eiser] heeft geen toegang meer tot de kamer aan de [adres 2] en [adres 1] .
2.5
In een getekende huurovereenkomst tussen [eiser] en [naam] staat dat [eiser] vanaf 12 mei 2024 een kamer huurt aan de [adres 3] .

3.Het geschil

3.1
[eiser] vordert – na eiswijziging – om:
[gedaagde] te veroordelen binnen een dag na betekening van het te wijzen vonnis de kamer aan de [adres 1] respectievelijk de kamer aan de [adres 2] ter beschikking te stellen aan [eiser] , op straffe van een dwangsom;
[gedaagde] te veroordelen tot herstel van het gestelde gebrek binnen een termijn van vier weken na betekening van het te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom;
de huur te verlagen van € 380,00 naar € 152,00 vanaf zes maanden voorafgaand aan het instellen van deze vordering tot aan de dag waarop het gestelde gebrek hersteld is;
[gedaagde] te veroordelen tot het terugbetalen van het door [eiser] teveel aan huur betaalde als gevolg van de huurverlaging zoals genoemd onder III;
[gedaagde] te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding ad € 487,50 aan kosten voor het tijdelijk verblijf in het [hotel] , dan wel een bedrag dat de kantonrechter in goede justitie juist acht;
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2
[eiser] legt aan zijn vorderingen – samengevat – ten grondslag dat hij vanwege een lekkage in de badkamer boven zijn kamer aan de [adres 1] tijdelijk de kamer aan de [adres 2] heeft gehuurd. [eiser] stelt dat [gedaagde] ten onrechte de sloten van de kamer aan de [adres 2] heeft veranderd en [gedaagde] de huurovereenkomst dient na te komen door ter beschikking stelling van de kamer aan de [adres 1] danwel de kamer aan de [adres 2] . [eiser] stelt dat [gedaagde] de lekkage in de badkamer boven de kamer aan de [adres 1] dient te herstellen en er recht is op een huurverlaging van 40% dat neerkomt op een huurprijs van € 152,00 per maand vanaf zes maanden vooraf aan het instellen van de vordering Daarnaast stelt [eiser] dat hij kosten heeft gemaakt voor een verblijf bij [hotel] tot en met 10 juni 2024 van € 487,50 en [gedaagde] aansprakelijk is voor die kosten. [eiser] stelt een spoedeisend belang te hebben bij de vordering tot toegang tot het gehuurde.
3.3
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] voert – samengevat – aan dat de vordering tot toegang tot het gehuurde dient te worden afgewezen omdat [eiser] vrijwillig een kamer wilde aan de [adres 2] en [eiser] die kamer heeft opgezegd. [gedaagde] voert aan geen sloten te hebben veranderd aan de [adres 2] en de huurder dat heeft gedaan. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat [eiser] vanaf 12 mei 2024 een kamer is gaan huren in [plaats 3] . De vordering tot vergoeding van kosten wegens een verblijf elders moet volgens [gedaagde] vanwege de opzegging en huur van een kamer in [plaats 3] bij een andere verhuurder worden afgewezen. Verder voert [gedaagde] aan dat er geen sprake is van een gebrek aan de badkamer aan de [adres 1] en er daarom geen recht is op herstel of huurverlaging.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Toetsingskader

4.1
In deze procedure dient te worden beoordeeld of [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen en of aannemelijk is dat de vorderingen van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het - mede gelet op de belangen van partijen over en weer - gerechtvaardigd is om op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van de voorzieningen zoals gevorderd. Daarbij dient de kantonrechter uit te gaan van de feiten met de beperkte toetsing daarvan omdat een kort geding procedure zich niet leent voor nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering.
Vordering tot het ter beschikking stellen van de kamer
4.2
Het spoedeisend belang van [eiser] bij de vordering tot het ter beschikking stellen van de kamer vloeit voort uit de aard van de vordering. [gedaagde] heeft het spoedeisend belang overigens ook niet weersproken.
4.3
Naar het oordeel van de kantonrechter is in deze procedure te onduidelijk of er nog een rechtsgeldige huurovereenkomst bestaat voor ofwel de kamer aan de [adres 1] ofwel de kamer aan de [adres 2] . De standpunten van partijen lopen hierover namelijk uiteen.
4.4
[eiser] stelt dat hij enkel tijdelijk de kamer aan de [adres 1] heeft verlaten vanwege een gebrek, terwijl [gedaagde] aanvoert dat [eiser] vrijwillig uit de kamer aan de [adres 1] is vertrokken. De reden van vertrek uit de [adres 1] is naar het oordeel van de kantonrechter van belang omdat [eiser] stelt naar die kamer terug te willen en bovendien zijn de overige vorderingen op die huurovereenkomst gebaseerd. De door [eiser] overgelegde bijlage bij de huurovereenkomst van de [adres 1] is niet ondertekend door [gedaagde] . Onduidelijk is of [naam] het stuk heeft ondertekend omdat [gedaagde] de echtheid van die handtekening betwist en [gedaagde] betwist ook dat het vermelde op het stuk is overeengekomen. Of er afspraken zijn gemaakt bij vertrek uit de [adres 1] vereist nader onderzoek door bewijslevering of overlegging van stukken, waar deze procedure zich niet toe leent. Verder is van belang of [eiser] de huurovereenkomst voor de [adres 2] op 8 mei 2024 heeft opgezegd zoals [gedaagde] aanvoert. [gedaagde] onderbouwt de opzegging met een mail van het e-mailadres van [eiser] en een getekende huurovereenkomst van [eiser] met [naam] voor een kamer in [plaats 3] vanaf 12 mei 2023. Nu [eiser] betwist dat de e-mail door hem is gestuurd en hij betwist een huurovereenkomst voor een kamer in [plaats 3] te hebben gesloten omdat de handtekening daarop niet van hem zou zijn, moet er gelegenheid zijn voor bewijslevering of overlegging van verdere stukken. De kantonrechter acht de onderhavige procedure voor de behandeling van deze zaak vanwege meerdere onduidelijkheden dan ook niet geschikt.
4.5
Nu in dit kort geding niet vastgesteld kan worden of er nog een huurovereenkomst geldt voor een kamer aan de [adres 1] of [adres 2] , kan ook niet beoordeeld worden of het aannemelijk is dat een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat er nog een huurovereenkomst bestaat. De vordering tot het ter beschikking stellen van de kamer aan de [adres 1] respectievelijk de kamer aan de [adres 2] zal daarom worden afgewezen.
Overige vorderingen
4.6
Vanwege onduidelijkheid over het bestaan van een nog lopende huurovereenkomst voor de kamer aan de [adres 1] zijn ook de overige vorderingen niet toewijsbaar. Daarbij komt dat [eiser] ter zitting heeft erkend dat de badkamer boven zijn kamer aan de [adres 1] in gebruik is als opslaghok en er twee badkamers aanwezig zijn op de benedenverdieping. Daarmee heeft hij onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van een gebrek aan de badkamer. Ook om die reden is er geen recht op huurvermindering en schadevergoeding.
Proceskosten
4.7
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde] tot vandaag ambtshalve vast op €50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten omdat [gedaagde] op de mondelinge behandeling is verschenen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] tot vandaag worden vastgesteld op € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. Eijssen-Vruwink en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2024.