ECLI:NL:RBZWB:2024:441

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
AWB- 24_1124 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigeren handhavend optreden tegen gastouderopvang

Op 29 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, vertegenwoordigd door mr. S. Oord, beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge. Deze beslissing betrof de afwijzing van een handhavingsverzoek dat door verzoekster was ingediend op 14 december 2023. Verzoekster verzocht het college om handhavend op te treden tegen een gastouderopvang in haar woonplaats, omdat zij meende dat deze opvang negatieve gevolgen had voor haar woon- en leefklimaat.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de procedure voor een voorlopige voorziening bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Hij benadrukte dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er sprake is van 'onverwijlde spoed'. In dit geval was verzoekster van mening dat er een spoedeisend belang was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om handhavend optreden een te vergaande maatregel was voor een voorlopige voorzieningenprocedure. Bovendien zou het schorsen van het bestreden besluit niet leiden tot het stoppen van de activiteiten van de gastouderopvang.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1124

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 januari 2024 in de zaak tussen

[naam verzoekster], uit [woonplaats verzoekster], verzoekster,
(gemachtigde: mr. S. Oord),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge.

Inleiding

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het college van 14 december 2023 over het afwijzen van een handhavingsverzoek. Verzoekster heeft het college verzocht om handhavend op te treden tegen een gastouderopvang aan [adres gastouderopvang] te [woonplaats verzoekster]. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter daarnaast verzocht om een voorlopige voorziening.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb is een zitting achterwege gebleven.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Dat betekent dat sprake moet zijn van een situatie waarin – in dit geval – de uitspraak in beroep niet afgewacht kan worden, omdat het onmogelijk zal zijn om eventuele gevolgen van (de uitvoering van) het besluit te herstellen (onomkeerbaarheid).
2. Verzoekster stelt een spoedeisend belang te hebben bij het verzoek om een voorlopige voorziening, omdat de gastouderopvang gevolgen heeft voor haar woon- en leefklimaat.
3. Het bij wijze van voorlopige voorziening opdragen dat het college handhavend moet optreden is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een te vergaande maatregel, die niet past bij het karakter van een voorlopige voorzieningenprocedure. Daarnaast zal het schorsen van het bestreden besluit – bestaande uit een weigering om handhavend op te treden – niet tot gevolg hebben dat de gastouderopvang-activiteiten worden gestaakt. Gelet daarop is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekster onvoldoende (spoed)eisend belang heeft bij het verzoek om een voorlopige voorziening.
4. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening daarom afwijzen. Voor een proceskostenvergoeding bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 29 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.