ECLI:NL:RBZWB:2024:4367

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
02-310396-23 + 16-106318-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in en bezit van harddrugs, witwassen en voorbereidingshandelingen

Op 27 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van handel in harddrugs, bezit van harddrugs, het voorbereiden van de verwerking van harddrugs en witwassen. De verdachte, geboren in 1993 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Krimpen aan den IJssel, was eerder veroordeeld voor witwassen en pleegde de feiten terwijl hij nog in een proeftijd liep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, waarbij hij onder andere 7 kilogram en 6 kilogram cocaïne had geteeld en witwaspraktijken had uitgevoerd met aanzienlijke geldbedragen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 56 maanden met aftrek van voorarrest, waarbij de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte zwaar meegewogen werden.

De zaak werd inhoudelijk behandeld op 13 juni 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig, vooral met betrekking tot de aanwezigheid van drugs en geld in zijn woning. De rechtbank vond het bewijs voor de handel in en het bezit van cocaïne overtuigend, evenals de witwaspraktijken. De verdachte werd vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de in beslag genomen voorwerpen afkomstig waren uit misdrijven.

De rechtbank benadrukte de schadelijke effecten van de handel in harddrugs op de samenleving en de gezondheid van gebruikers. De verdachte had zich niets aangetrokken van de gevolgen van zijn daden en was enkel gericht op financieel gewin. De rechtbank vond de gepleegde feiten ernstig en legde een passende straf op, rekening houdend met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en de strafverzwarende omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/310396-23 + 16/106318-22 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 27 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. P.T.P. van der Made, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 juni 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: samen met een ander 7 en 6 kilogram cocaïne heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad;
feit 2: ongeveer 1 kilogram cocaïne, ongeveer 7066 gram cocaïne en ongeveer 760,80 gram cocaïne heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad;
feit 3: voorbereidingshandelingen heeft gepleegd met betrekking tot materialen bevattende cocaïne;
feit 4: samen met een ander geldbedragen van 193.490 euro en 8000 euro heeft witgewassen;
feit 5: samen met een ander een geldbedrag van 19.000 euro heeft witgewassen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Verdachte heeft feiten 1 en 4 bekend.
Met betrekking tot feiten 2 en 3 heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. In de woning van verdachte zijn de tenlastegelegde drugs en goederen aangetroffen. De verklaring van verdachte dat hij onder druk is gezet, is niet onderbouwd. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat in de woning cocaïne werd gemaakt. Ten aanzien van feit 5 heeft verdachte geen controleerbare en verifieerbare verklaring gegeven over het aangetroffen geldbedrag. Hij heeft wisselend verklaard over wanneer het geld zou zijn bewaard. Zijn verklaring dient terzijde te worden geschoven. Bij feit 5 kan niet worden bewezen dat sprake is van medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van de feiten 1 en 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte onder druk is gezet door een aantal personen. Hierdoor heeft hij zijn woning af moeten staan. De in zijn woning aangetroffen druggerelateerde goederen kunnen dan ook niet aan hem worden toegerekend. Dit betekent dat verdachte van die feiten vrijgesproken moet worden.
Ten aanzien van feit 5 heeft verdachte verklaard dat hij 15.000 euro van zijn familie heeft geleend en dat het resterend deel van 4.000 euro afkomstig is van de verkoop van zijn auto. Dit maakt dat de verklaring van verdachte over het aangetroffen bedrag van € 19.000,- verifieerbaar, controleerbaar en niet reeds op voorhand onaannemelijk is. Ook van feit 5 moet verdachte worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 2 en 3
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 blijkt uit de bewijsmiddelen dat tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte 760,8 gram cocaïne is aangetroffen. Ook zijn aangetroffen alle goederen die in de tenlastelegging onder feit 3 zijn opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat dit gaat om goederen die zien op voorbereidingshandelingen ten aanzien van het verwerken van en de handel in harddrugs.
De rechtbank stelt vast dat verdachte pas in een laat stadium is gekomen met een verklaring over de aanwezigheid van de genoemde goederen in zijn woning, terwijl niet is gebleken dat hij daarover niet eerder had kunnen verklaren. Deze verklaring is op geen enkel punt te verifiëren. Verdachte heeft bovendien wisselend verklaard. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij “af en toe” in de woning kwam en dan ook in de slaapkamer. Op de zitting heeft hij echter verklaard dat hij enkel bij de voordeur kwam om een pakket in ontvangst te nemen. De verklaring van verdachte wordt als ongeloofwaardig beschouwd. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte wist van en kon beschikken over de zich in zijn eigen woning bevindende goederen. Dat betekent dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte 760,8 gram cocaïne aanwezig heeft gehad en voorbereidingshandelingen heeft gepleegd.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte cocaïne heeft bewerkt of verwerkt. Hoewel de in de woning aangetroffen goederen daarvoor wel bestemd waren, zijn er onvoldoende aanwijzingen dat de verdachte dat zelf heeft gedaan.
In de brievenbus van de woning is 1 kilogram cocaïne aangetroffen. Niet kan worden vastgesteld op welk moment deze hoeveelheid in de brievenbus terecht is gekomen, zodat de mogelijkheid open blijft dat die cocaïne daar nog maar korte tijd lag. Daarom kan niet bewezen worden dat verdachte wist van die cocaïne. Tot slot is in de woning 7.066 gram wit poeder aangetroffen. Uit het dossier blijkt niet dat dit poeder cocaïne bevat. Verdachte wordt van dit onderdeel vrijgesproken.
Feit 5
Ten aanzien van wat door de verdediging met betrekking tot feit 5 is aangevoerd, overweegt de rechtbank het volgende. Er is contant geld, te weten 19.000 euro, aangetroffen in de woning van verdachte. In die woning is ook een forse hoeveelheid cocaïne aangetroffen en goederen die in verband kunnen worden gebracht met de productie dan wel handel in verdovende middelen. De rechtbank ziet in deze omstandigheden sterke aanwijzingen dat het geld is verkregen door de handel in drugs. Tegen die achtergrond is de verklaring over de legale herkomst van het geld onvoldoende. De stukken die zijn overgelegd, maken dit niet anders Dit maakt dat het witwassen van het geldbedrag van 19.000 euro wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard.
Medeplegen feiten 1,4 en 5
Met betrekking tot het medeplegen, zoals onder de feiten 1, 4 en 5 opgenomen, is de rechtbank van oordeel dat dit niet bewezen kan worden verklaard. Uit het dossier blijkt bij deze feiten niet dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of met anderen. Verdachte wordt van dit onderdeel dan ook vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 21 november 2023 te Breda
opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd,
- ongeveer 7 kilogram en
- ongeveer 6 kilogram,
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
op 21 november 2023 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 760,80 gram,
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
op 21 november 2023 te Rotterdam om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren,
van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen
plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te
zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te
verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het
plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers heeft hij opzettelijk daartoe benodigdheden, stoffen en/of materialen voorhanden gehad, waaronder: Oreo logo voor blokkenpers, Visa logo voor blokkenpers, Prada logo voor blokkenpers, Stempel Nike, Weegschaal met residu, 10x plaat voor blokkenpers, één of meerdere sealappara(a)t(en), Handschoenen setje wit, Persinstallatie, 2x Magnetron met residu van verdovende middelen, Stickers / logo's van Visa en Prada, 2x zakje met bruine poeder, Blok/bol wit poeder, Witpoeder uit bak, Zak met poeder, Action bigshopper met diverse zakken wit poeder, Diverse lege flacons / jerrycans, Doos met 3 volle 5 liter flessen / jerrycans met Solvent for Painting, Diverse baken
met residu, Diverse nog ongebruikte ballonnen en vacumeerzakken, Diverse broodplankjes met residu, Diverse maatbekers met residu, Diverse stukken bakpapier met residu, Vergiet met residu, Token van half briefje van 5 Euro en/of Geldtelmachine;
4
op 21 november 2023 te Breda
- een geldbedrag van 193.490 euro en
- een geldbedrag van 8000 euro,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
5
op 21 november 2023, te Rotterdam
- een geldbedrag van 19.000 euro,
- voorhanden heeft gehad
terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier jaren en acht maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt ten aanzien van de feiten 1 en 4 aansluiting te zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten. Gelet op de persoonlijke omstandigheden is het verzoek bovendien om een zo groot mogelijk deel van een eventuele gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs, bezit van harddrugs en het voorbereiden van de verwerking van harddrugs en witwassen. Hij is kort na een drugsdeal, waar 13 kilo cocaïne en ruim 200.000 euro mee gemoeid waren, aangehouden. In zijn woning zijn ruim zevenhonderd gram cocaïne, harddrugsgerelateerde goederen en een geldbedrag van 19.000 euro aangetroffen.
Door zijn handelen is verdachte mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Cocaïne is voor de gezondheid van de gebruikers daarvan een zeer schadelijke stof, nu dit middel sterk verslavend werkt en kan zorgen voor ernstige lichamelijke en psychische klachten. Bovendien gaat de handel in harddrugs vaak gepaard met verschillende vormen van ernstige criminaliteit en steeds grover geweld waardoor de samenleving schade wordt berokkend. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich hier niets van heeft aangetrokken en kennelijk alleen oog heeft gehad voor financieel gewin.
Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de samenleving. De rechtbank vindt dit dan ook ernstige feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 18 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld voor witwassen. Verdachte heeft de onderhavige feiten gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep. Verdachte was een gewaarschuwd mens, maar dit heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Dit weegt de rechtbank strafverzwarend mee.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en de hiervoor weergegeven strafverzwarende omstandigheden, een gevangenisstraf passend is. Bij het bepalen van de duur van die straf heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt voor het bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van 10 tot 20 kilogram harddrugs een gevangenisstraf van 40 maanden vermeld. Voor het witwassen van 125.000 tot 250.000 euro is als uitgangspunt een gevangenisstraf van 9 tot 12 maanden vermeld. Voor het aanwezig hebben van 500 tot 1000 gram harddrugs is het uitgangspunt een gevangenisstraf van drie maanden. Die straffen acht de rechtbank hier ook passende uitgangspunten. Daarbij komen dan nog de voorbereidingshandelingen, waarvoor geen oriëntatiepunt is.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 56 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen 1 kilo blok cocaïne is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat deze cocaïne bij het onderzoek naar de ten laste gelegde feiten 2, 3 en 5 in de brievenbus van verdachte is aangetroffen, terwijl deze cocaïne dient tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Deze cocaïne is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
7.2
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (geldbedragen van feiten 4 en 5) en goederen die zien op de voorbereidingshandelingen (van feit 3) zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat het voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten 3, 4 en 5 zijn begaan.
7.3
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen telefoons aan verdachte, aangezien deze telefoons niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Almere van 22 november 2022 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 57, 420bis en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a en 13a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet
gegeven verbod;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod;
feit 3:om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit4: witwassen;
feit 5:witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 56 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
4 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G2661412, vermoedelijk 1 kilo blok cocaïne)
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
23 1 STK Papier (Omschrijving: PL2000-2023297247-G2661425 half 5 euro biljet);
24 1 STK Handschoen (Omschrijving: PL2000-2023297247-G2661434, Wit);
6 10 EUR (Omschrijving: 2664146);
7 1 STK Stempel (Omschrijving: PL2000-2023297247-2661406 B11 stempel Prada);
8 5 STK Stempel (Omschrijving: PL2000-2023297247-2661410 B10);
9 1 STK Stempel (Omschrijving: PL2000-2023297247-2661414 B1);
10 2 STK Stempel (Omschrijving: PL2000-2023297247-2661416 B12 2x metalen stempels voor het persen van drugs);
11 1 STK Stempel (Omschrijving: PL2000-2023297247-2661419 F6 Nike stempel);
12 1 STK Stempel (Omschrijving: PL2000-2023297247-2661423 B5 stempel Visa);
13 1 STK Weegschaal (Omschrijving: PL2000-2023297247-2661432, Balance);
14 1 STK Keukenartikel (Omschrijving: PL2000-2023297247-2661435 B6 vacumeermachine, Foodsaver);
15 1 STK Gereedschap (Omschrijving: PL2000-2023297247-2661443 B14 persinstallatie zwart + rode, zwart + rood);
16 1 STK Gereedschap (Omschrijving: PL2000-2023297247-2661438 B6 onderdelen blokkenpers);
17 1 STK Keukenartikel (Omschrijving: PL2000-2023297247-2661441 B7 vacumeermachine, Foodsaver);
18 1 STK Elektronica (Omschrijving: PL2000-2023297247-2661442 G3 Geldtelmachine, Bill Counter);
1. EUR IBN 21-11-2023 19000 (Omschrijving: G2661403)
2 8000 EUR ibg 21-11-2023 8000 (Omschrijving: G2661243)
3 193.490 EUR ibg 21-11-2023 193490 (Omschrijving: G2661241)
5 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G2661409, Action tas met zakken wit poeder)
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
20 1 STK GSM (Omschrijving: PL2000-2023297247-G2661421, Google);
21 1 STK GSM (Omschrijving: PL2000-2023297247-G2661429, Zwart, merk: Nokia);
22 1 STK GSM (Omschrijving: PL2000-2023297247-G2661424, Nokia);
19 1 STK GSM (Omschrijving: PL2000-2023297026-G2661350, Zwart, merk: Iphone);
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke gevangenisstraf die bij vonnis d.d. 22 november 2022 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/106318-22
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
drie maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Louwerse, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. E.A. van Beelen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 juni 2024.
Mr. L.W. Louwerse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.