ECLI:NL:RBZWB:2024:4366

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
02/090564-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugszaken wegens gebrek aan bewijs van wetenschap van heroïne in voertuig

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993, werd hij verdacht van het vervoeren of aanwezig hebben van 65 kilogram heroïne op 14 maart 2024 in Zevenbergschen Hoek. De rechtbank Zeeland-West-Brabant sprak de verdachte vrij, omdat niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat hij wist of moest weten van de aanwezigheid van de heroïne in het busje dat hij bestuurde. Tijdens de zitting op 13 juni 2024 werden de standpunten van de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A. Kilinç, gepresenteerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 48 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat hij het busje had geleend voor een verhuizing en niet op de hoogte was van de drugs, niet onaannemelijk was. De verdachte had verklaard dat hij het busje van een vriend had geleend en dat hij dacht dat hij gereedschap moest ophalen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte te goed van vertrouwen was geweest en dat er onvoldoende bewijs was om hem te veroordelen. De rechtbank gelastte ook de bewaring van de in beslag genomen hengsels van de sporttassen, aangezien verbeurdverklaring niet mogelijk was zonder veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/090564-24
vonnis van de meervoudige kamer van 27 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1993 te [plaats] ( [land] ),
BRP-adres: [adres] ,
Feitelijk woonachtig: [woonadres] ,
raadsman: mr. A. Kilinç, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 juni 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 14 maart 2024 in Zevenbergschen Hoek, al dan niet in vereniging, 65 kilogram heroïne heeft vervoerd, dan wel aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk 64,35 kilogram heroïne heeft vervoerd. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Volgens vaste jurisprudentie mag je als enige inzittende van een auto in beginsel geacht worden bekend te zijn met de aanwezigheid van hetgeen zich in de auto bevindt, in dit geval heroïne. Verdachte heeft een verklaring gegeven over wat er zou zijn gebeurd, maar deze verklaring is niet verifieerbaar. De verklaring is daarnaast ongeloofwaardig en moet daarom terzijde worden geschoven.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit. Verdachte heeft niet opzettelijk heroïne vervoerd. Hij heeft geen wetenschap gehad van de heroïne en evenmin de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze zich in zijn auto bevond.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 14 maart 2024 heeft de politie achterin een door verdachte bestuurd bestelbusje drie sporttassen aangetroffen met daarin ongeveer 65 kilogram heroïne. Verdachte was de enige inzittende van dit busje. In de laadruimte van het busje bevonden zich houten stellingen voor gereedschap. De sporttassen waarin de drugs zich bevonden, lagen op die stellingen. Verdachte kwam uit Rotterdam en was onderweg naar Eindhoven. Het busje stond niet op naam van verdachte maar van een zekere [naam 1] die heeft verklaard dat hij het busje twee weken daarvoor tegen betaling in gebruik had gegeven aan een Engelsman met de [naam 2] .
Ter plekke heeft verdachte tegenover de politie verklaard dat het busje van een vriend was en dat hij dit busje mocht gebruiken om te verhuizen. Desgevraagd gaf verdachte aan dat hij niet precies wist hoe die vriend heet en dat het eigenlijk om een vriend van een vriend ging. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij in ruil voor het lenen van het bestelbusje een vriendendienst zou verlenen. Verdachte moest iets wat in het busje zat wegbrengen. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij het busje ongeveer zes dagen in gebruik had. De eerste twee dagen heeft hij het busje gebruikt om te verhuizen. Daartoe heeft hij de stellingen in de laadruimte leeggehaald. Degene die hem het busje had geleend, een Engelsman met de [naam 3] , had verdachte verteld dat hij het busje nog wat langer mocht gebruiken omdat hij in het buitenland was en had aan verdachte gevraagd om iets voor hem in Rotterdam op te halen. Verdachte verkeerde in de veronderstelling dat dit om gereedschap ging dat [naam 3] voor zijn werk gebruikte. Verdachte is met het busje naar Rotterdam gereden. De persoon met wie hij daar een ontmoeting had, is ongeveer een kwartier met het busje weggegaan en daarna weer teruggekomen. Verdachte is vervolgens met het busje richting zijn woonplaats Eindhoven gereden. Na de ontmoeting in Rotterdam heeft hij niet meer in het busje gekeken. Van de aangetroffen heroïne wist hij niets.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op onderdelen wisselend heeft verklaard, welke verschillen echter verklaard zouden kunnen worden door de omstandigheid dat bij de eerste bevraging door de politie geen tolk aanwezig is geweest. De kern van de verklaring van verdachte is telkens dezelfde geweest: hij heeft het busje geleend om te verhuizen en, als dank voor het uitlenen van de bus, iets voor de uitlener opgehaald in Rotterdam, waarvan hij niet heeft geverifieerd wat het was, maar meende dat het gereedschap betrof. De rechtbank oordeelt die verklaring niet onaannemelijk. De verdachte heeft (desgevraagd) ter zitting vrij concreet en, naar het oordeel van de rechtbank authentiek, verklaard over de verhuizing van hem en zijn gezin naar Eindhoven, het aanbod van de uitlener om daarvoor het busje van de uitlener te gebruiken, de manier waarop hij deze uitlener heeft ontmoet en de reden dat hij geen aanleiding zag om hem te wantrouwen. Dat verdachte als dank voor het uitlenen van de bus iets voor de uitlener is gaan ophalen in Rotterdam oordeelt de rechtbank niet onlogisch en dat hij meende dat het daarbij ging om gereedschap oordeelt de rechtbank gelet op de aard van de bestelbus evenmin merkwaardig. Weliswaar had de door verdachte geschetste gang van zaken in Rotterdam, waarbij een ander de bus enige tijd heeft meegenomen, bij hem vragen kunnen doen oproepen over hetgeen die ander in de bus had gedaan, maar de rechtbank kan niet uitsluiten dat verdachte te goed van vertrouwen is geweest en geen aanleiding heeft gehad om te denken dat er drugs in de bus was gelegd. Gelet op de verklaring van verdachte kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat hij wist of moet hebben geweten van de aanwezigheid van de heroïne in het busje. De rechtbank neemt daarbij ook nog in aanmerking dat verdachte meteen nadat de politieagenten hem hadden gevraagd of zij achterin het busje mochten kijken, daarvoor zijn toestemming heeft gegeven. Dat past in het scenario dat verdachte inderdaad niet wist dat er heroïne in het busje lag.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit daarom niet wettig en overtuigend bewezen en zal hem dan ook vrijspreken.

5.De overweging omtrent het beslag

De hengsels van twee sporttassen zijn in beslag genomen. Verbeurdverklaring van de hengsels is echter niet mogelijk, nu verbeurdverklaring als bijkomende straf slechts kan worden opgelegd bij veroordeling ter zake van een strafbaar feit en verdachte wordt vrijgesproken. Ook onttrekking aan het verkeer van de hengsels is niet mogelijk, nu het ongecontroleerde bezit van de hengsels niet in strijd is met de wet of het algemeen belang. Aangezien niet kan worden vastgesteld wie de rechthebbende is van de hengels, zal de rechtbank de bewaring van de hengels ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de op de beslaglijst onder 1 en 2 genoemde voorwerpen, te weten:
1. STK Tas (Omschrijving: PL2000-2024065444-G2703175 Hengsels van sporttas);
2 1 STK Tas (Omschrijving: PL2000-2024065444-G2703183 hengsels van sporttas).
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. van Beelen, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. L.W. Louwerse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven - van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 juni 2024.
Mr. Louwerse en de griffier zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.