3.1.Bij brief van 25 maart 2024 heeft de rechtbank aan het college gevraagd de op de procedure betrekking hebbende stukken in te dienen. Daarnaast is het college verzocht een verweerschrift in te dienen. Omdat het college niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn heeft gereageerd op de brief van 25 maart 2024, heeft de rechtbank het college bij aangetekende brief van 2 mei 2024 een herinnering toegezonden. Daarbij is het college nogmaals verzocht een verweerschrift in te dienen en daarin aan te geven of de beslistermijn is overschreden en zo ja, wat de reden is van de overschrijding van de beslistermijn en binnen welke termijn een besluit is te verwachten. Tevens is het college gevraagd, indien paragraaf 4.1.3.2 van de Awb van toepassing is, of een dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb is verbeurd en zo ja, tot welk bedrag. Het college is erop gewezen dat indien geen reactie volgt de rechtbank daaraan gevolgen kan verbinden die haar geraden voorkomen. Tot op heden heeft de rechtbank van het college geen stukken en ook geen verweerschrift ontvangen.
Is het beroep kennelijk gegrond?
4. Het beroep is kennelijk gegrond. Het college heeft de ontvangst van eisers aanvraag op 11 januari 2024 bevestigd. Het college moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag.De termijn waarbinnen het college moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiser heeft het college op 12 februari 2024 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan het college worden opgelegd?
5. Omdat het college nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
Welke dwangsom wordt aan het college opgelegd?
6. De rechtbank bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het college. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast?
7. Eiser heeft ook verzocht om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan op grond van artikel 4:17, eerste lid, van de Awb een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. Op grond van artikel 4:18 van de Awb stelt het bestuursorgaan de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. Artikel 8.2 van de Woo bepaalt echter dat de paragraaf waarin deze artikelen staan niet van toepassing is op besluiten op grond van die wet.