ECLI:NL:RBZWB:2024:4312

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
BRE 23/11856
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van het college van gedeputeerde staten tot betaling van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juni 2024, wordt het verzoek van verzoeker om veroordeling van het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker had eerder zijn beroep ingetrokken tegen een besluit van het college van 5 december 2023, omdat het college op 12 maart 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen. Deze beslissing hield in dat verzoeker recht had op een aanvullende tegemoetkoming voor schade veroorzaakt door kokmeeuwen aan zijn percelen zaaiuien.

De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Het college heeft aangegeven zich te kunnen vinden in het vergoeden van de proceskosten. De rechtbank heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek.

De rechtbank oordeelt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft het college van gedeputeerde staten op 12 maart 2024 de beslissing gewijzigd, waardoor het college aan verzoeker is tegemoetgekomen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en kent verzoeker een vergoeding van € 875,- toe voor de gemaakte proceskosten. Daarnaast is het college verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11856

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr.ir. J.L. Mieras),
en

Het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het college van gedeputeerde staten in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van 5 december 2023. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat het college van gedeputeerde staten op 12 maart 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen en heeft bepaald dat verzoeker recht heeft op een aanvullende tegemoetkoming in de schade die kokmeeuwen hebben aangericht aan percelen zaaiuien.
1.1.
De rechtbank heeft het college van gedeputeerde staten in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het college van gedeputeerde staten heeft de rechtbank meegedeeld dat hij zich kan vinden in het vergoeden van de proceskosten.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het college van gedeputeerde staten aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het college van gedeputeerde staten geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 12 december 2023 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van verzoeker ongegrond is verklaard. Het college van gedeputeerde staten heeft op 12 maart 2024 deze beslissing gewijzigd. Hiermee is het college van gedeputeerde staten tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Welk bedrag aan proceskosten moet het college van gedeputeerde staten aan verzoeker vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Het college van gedeputeerde staten moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 875,- omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het college van gedeputeerde staten verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. [3] Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot het college van gedeputeerde staten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het college van gedeputeerde staten tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van L.J. Sijtsma, griffier, op 18 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.