Op 27 februari 2024 heeft de verdachte, geboren in 1967, zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van bijna 3 kilo heroïne. De drugs waren verborgen in de auto van de verdachte. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 10 juni 2024, waar de officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte heeft het feit bekend, wat de rechtbank heeft doen besluiten om de bewijsmiddelen te beperken tot de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van bevindingen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk 2996,67 gram heroïne heeft vervoerd, wat valt onder de Opiumwet. De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 maanden geëist, terwijl de verdediging vroeg om een straf gelijk aan het voorarrest. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat gezien de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte, een gevangenisstraf van 14 maanden passend is. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten en de eerdere veroordeling van de verdachte in België voor een Opiumdelict.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht. Daarnaast zijn de in beslag genomen goederen, waaronder de auto van de verdachte en de heroïne, verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant en is openbaar uitgesproken op 24 juni 2024.