ECLI:NL:RBZWB:2024:4307

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
02-071119-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoer van bijna 3 kilo heroïne met onvoorwaardelijke gevangenisstraf

Op 27 februari 2024 heeft de verdachte, geboren in 1967, zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van bijna 3 kilo heroïne. De drugs waren verborgen in de auto van de verdachte. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 10 juni 2024, waar de officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte heeft het feit bekend, wat de rechtbank heeft doen besluiten om de bewijsmiddelen te beperken tot de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van bevindingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk 2996,67 gram heroïne heeft vervoerd, wat valt onder de Opiumwet. De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 maanden geëist, terwijl de verdediging vroeg om een straf gelijk aan het voorarrest. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat gezien de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte, een gevangenisstraf van 14 maanden passend is. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten en de eerdere veroordeling van de verdachte in België voor een Opiumdelict.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht. Daarnaast zijn de in beslag genomen goederen, waaronder de auto van de verdachte en de heroïne, verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant en is openbaar uitgesproken op 24 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-071119-24
vonnis van de meervoudige kamer van 24 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren in 1967 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. M.E. Broekert, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 juni 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte bijna 3 kilo heroïne heeft vervoerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Zij baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte, het proces-verbaal van bevindingen onderzoek verdovende middelen en het NFiDENT-rapport.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van een bewezenverklaring nu verdachte het feit heeft bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte heeft dit feit bekend, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 juni 2024;
- het proces-verbaal van bevindingen, pagina 49 van het eindproces-verbaal PL2000-2024050699;
- het deskundigenrapport NFiDENT van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2024.03.15.138, d.d. 15 maart 2024, pagina’s 72 tot en met 77 van het eindproces-verbaal PL2000-2024050699.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 27 februari 2024 te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, opzettelijk heeft vervoerd 2996,67 gram heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest, waarbij daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf eventueel in combinatie met een werkstraf kan worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van bijna 3 kilo heroïne. De drugs zaten in een verborgen ruimte in de auto van verdachte. Verdachte had de opdracht gekregen om als koerier de drugs te leveren en kreeg daar geld voor. Verdachte heeft kennelijk enkel uit winstbejag gehandeld en zich totaal niet bekommerd om de risico’s en schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten en gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Bij het vervoeren van 2 tot 3 kilo harddrugs geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van minimaal 12 maanden. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij in België eerder een forse gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen voor een Opiumdelict.
Gelet op bovenstaande en gezien de ernst van het feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf, die de periode die verdachte in voorarrest heeft gezeten, overstijgt. Verdachte zal aldus terug moeten in detentie. De rechtbank realiseert zich dat dit kan betekenen dat de proefplaatsingsovereenkomst bij de Gemeente Rotterdam wordt doorkruist, maar is gelet op de hoeveelheid drugs die vervoerd is en het feit dat verdachte eerder (weliswaar in België) is veroordeeld voor een Opiumwetdelict, van oordeel dat zij niet kan volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Enkel zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden zouden kunnen nopen tot het fors afwijken van de oriëntatiepunten. Die zijn hier echter niet aan de orde.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf als passend kan worden beschouwd. De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 14 maanden met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot dit goed.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen goed is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven.
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 14 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto, [kenteken]
Omschrijving: Wit, merk: Citroën, [chassisnummer] , bouwjaar 2014;
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: 2996,67 gram heroïne.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Donders, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 juni 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 27 februari 2024 te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, in elk
geval in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2996,67 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )