ECLI:NL:RBZWB:2024:4287

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
23/3705
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het buiten behandeling laten van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het uitbreiden van een balkon in Vlissingen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen het buiten behandeling laten van zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor het uitbreiden van een balkon aan de [adres] in [plaats 2]. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen heeft op 11 oktober 2022 een omgevingsvergunning verleend, maar heeft deze vergunning op 19 mei 2023 herroepen en de aanvraag buiten behandeling gelaten. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M. van Loon, heeft hiertegen beroep aangetekend. De rechtbank heeft de beroepen op 14 mei 2024 behandeld, waarbij ook de derde-partij, vertegenwoordigd door mr. R.H.U. Keizer, aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat het college de bezwaren van de Vereniging van Eigenaars (VvE) en de derde-partij terecht ontvankelijk en gegrond heeft verklaard, en dat eiser niet als belanghebbende kan worden aangemerkt bij de aanvraag. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend op 27 juli 2022, voordat de Omgevingswet in werking trad. De rechtbank concludeert dat de Wabo van toepassing blijft en dat de bestreden besluiten niet in strijd zijn met het zorgvuldigheidsbeginsel of het recht op een eerlijk proces. Het beroep van eiser tegen het bezwaar van de VvE is gegrond, terwijl het beroep tegen het bezwaar van de derde-partij ongegrond is. De rechtbank vernietigt het besluit van 19 mei 2023 en verklaart het bezwaar van de VvE niet-ontvankelijk, met een proceskostenvergoeding voor eiser.

De rechtbank benadrukt dat de VvE niet de juiste vertegenwoordigingsbevoegdheid had om bezwaar te maken, en dat eiser niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij de aanvraag. De uitspraak is openbaar gemaakt op 25 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 23/3705 en BRE 23/3763 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. M. van Loon)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen, het college.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 1] uit [plaats 2] , mede-eigenaar van het gebouw en tevens h.o.d.n. [handelsnaam] (gemachtigde: mr. R.H.U. Keizer)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen het buiten behandeling laten van zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor het uitbreiden van het balkon aan de [adres] in [plaats 2] .
1.1.
Het college heeft deze omgevingsvergunning met het besluit van 11 oktober 2022 verleend. Met de bestreden besluiten van 19 mei 2023 op de bezwaren van de derde-partij en de Vereniging van Eigenaars [flatgebouw] te [plaats 2] (de VvE) heeft het college de verleende omgevingsvergunning herroepen en de aanvraag buiten behandeling gelaten.
1.2.
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift. De gemachtigde van de derde-partij heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 14 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde, [naam 2] en [naam 3] namens het college en de derde-partij en zijn gemachtigde.

Totstandkoming van de besluiten

2. [advies en tekenbureau] heeft als gemachtigde van eiser op 27 juli 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de uitbreiding van het balkon aan de [adres] in [plaats 2] .
2.1.
Het college heeft met het besluit van 11 oktober 2022 de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
2.2.
De VvE en de derde-partij hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
2.3.
De vergunninghouder heeft op 23 november 2022 aan het college gemeld dat de verleende omgevingsvergunning zal gaan gelden voor eiser. Het college heeft de ontvangst van deze melding op 28 november 2022 schriftelijk aan de vergunninghouder bevestigd.
2.4.
De commissie bezwaarschriften Vlissingen (de commissie) heeft het college op
14 april 2023 geadviseerd de bezwaren ontvankelijk en gegrond te verklaren, het primaire besluit te herroepen en de aanvraag voor de omgevingsvergunning alsnog buiten behandeling te stellen. Daarnaast heeft de commissie het college geadviseerd de gevraagde proceskostenvergoeding toe te wijzen.
2.5.
Het college heeft met de bestreden besluiten de ingediende bezwaren ontvankelijk en gegrond verklaard, de verleende omgevingsvergunning herroepen en de aanvraag buiten behandeling gelaten, omdat eiser niet kan worden aangemerkt als belanghebbende. Verder heeft het college een proceskostenvergoeding toegekend.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt het buiten behandeling laten van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van het balkon aan de [adres] in [plaats 2] . Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.2.
De bestreden besluiten zijn gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de Wabo). Die wet is vervallen als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. Op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft het oude recht van toepassing op een besluit op een aanvraag die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend. De aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend op 27 juli 2022. Dit betekent dat de Wabo in dit geval van toepassing blijft.
3.3.
De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Beroepsgronden
4. Eiser is van mening dat het door de VvE ingediende bezwaar niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard en dat de bestreden besluiten zijn genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en zijn recht op een eerlijk proces.
Bespreking van de beroepen en de beroepsgronden

Het beroep ten aanzien van het bezwaar van de VvE (BRE 23/3763)

Moest het college het door de VvE gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaren?
5.1.
Eiser heeft aangevoerd dat het bestuur van de VvE alleen haar voorzitter heeft gemachtigd om een bezwaarschrift in te dienen. Deze machtiging is volgens eiser echter onvoldoende, omdat deze machtiging alleen mag plaatsvinden door een vergaderbesluit van de VvE. Nu een dergelijk besluit ontbreekt, heeft de voorzitter onbevoegd een bezwaarschrift namens de VvE ingediend. Als gevolg hiervan had het college het door de VvE ingediende bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat op grond van artikel 41, vierde lid van het modelreglement bij splitsing in appartementsrechten 1983, dat bij de splitsingsakte is neergelegd, het bestuur de machtiging van de vergadering behoeft voor het instellen van rechtsvorderingen. Onder het instellen van een rechtsvorderingen kan mede worden begrepen het indienen van een bezwaarschrift bij het college [1] . Voor het indienen van een bezwaarschrift was dus een machtiging van de vergadering vereist.
Het bezwaarschrift is door de voorzitter van de VvE ingediend namens het bestuur van de VvE. Het college heeft op grond van artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb), de VvE in de gelegenheid gesteld het gebrek te herstellen en verzocht om een afschrift van de statuten, het benoemingsbesluit van de voorzitter van de VvE, een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en een schriftelijke volmacht waaruit blijkt dat er sprake is van vertegenwoordigingsbevoegdheid (uitsluitend als uit de statuten blijkt dat de voorzitter niet bevoegd is om het bezwaarschrift namens de VvE in te dienen). De voorzitter van de VvE heeft vervolgens geen machtiging van de vergadering van de VvE overgelegd. Een rechtsgeldig intern besluit voor het indienen van een bezwaarschrift bij het college ontbreekt. Hierdoor was er sprake van een gebrek in de vertegenwoordigingsbevoegdheid. Het college had het bezwaarschrift van de VvE daarom niet-ontvankelijk moeten verklaren. Deze beroepsgrond slaagt.

Het beroep ten aanzien van het bezwaar van de derde-partij (BRE 23/3705)

Kon eiser worden aangemerkt als belanghebbende bij zijn aanvraag?
6. De vraag is of het door de gemachtigde van eiser ingediende verzoek om een omgevingsvergunning kan worden aangemerkt als een verzoek van een belanghebbende en daarmee als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [2] wordt degene die verzoekt om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk in beginsel verondersteld belanghebbende te zijn bij een beslissing op het door hem ingediende verzoek. Dit is anders als aannemelijk wordt gemaakt dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. In dat geval is de aanvrager geen belanghebbende en is zijn verzoek om een vergunning geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb.
Het bestuur van de VvE heeft op 21 juni 2022 via een e-mailbericht aan eiser laten weten dat niet alle eigenaren instemmen met de door hem gewenste uitbreiding van het balkon. De gemachtigde van eiser heeft het college op 27 juli 2022 verzocht om voor dit bouwplan aan hem een omgevingsvergunning te verlenen. Het besluit op dit verzoek is door het college op
11 oktober 2022 genomen. Hierdoor was bij de beoordeling van het verzoek al aannemelijk dat het bouwplan van eiser niet kon worden verwezenlijkt. Eiser is daardoor naar het oordeel van de rechtbank geen belanghebbende bij de door zijn gemachtigde verzochte omgevingsvergunning en zijn verzoek is geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Het college heeft in het bestreden besluit daarom terecht de verleende omgevingsvergunning herroepen en de aanvraag buiten behandeling gelaten.
Zijn de bestreden besluiten genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel?
7.1.
Eiser heeft betoogd dat in het verslag van de commissie essentiële elementen ontbreken, die besproken zijn tijdens de hoorzitting over de bezwaren op 22 december 2022. Deze kunnen mogelijk van invloed zijn geweest op de door hem bestreden besluiten. Dit is een ernstige tekortkoming in de totstandkoming van deze besluiten. Hij heeft het recht om volledig en nauwkeurig te worden geïnformeerd over de redenen voor de intrekking van zijn omgevingsvergunning. De gronden van bezwaar zijn tijdens de hoorzitting namens het college weerlegd. Eiser verzoekt daarom een volledig en gedetailleerd verslag van de commissie te ontvangen, inclusief alle relevante overwegingen en argumenten, die tijdens de hoorzitting naar voren zijn gebracht.
7.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser bij de bestreden besluiten het advies van de commissie heeft ontvangen. Eiser heeft niet duidelijk gemaakt welke essentiële informatie, die tijdens de hoorzitting is besproken, hierin ontbreekt. Het college heeft aangevoerd te begrijpen dat eiser met het verslag het advies van de commissie heeft bedoeld. In het advies van de commissie wordt geconcludeerd dat geen omgevingsvergunning had mogen worden verleend vanwege het ontbreken van de belanghebbendheid bij de aanvrager. Dit advies maakt integraal onderdeel uit van de motivering van het bestreden besluit. Volgens het college is hetgeen door partijen tijdens de hoorzitting is verklaard, vastgelegd in het verslag en eiser heeft dit niet weersproken. Het college heeft terecht ingebracht dat er na een volledige heroverweging in bezwaar geen inhoudelijke beoordeling van de aanvraag plaatsgevonden. Om die reden zijn de in bezwaar overgelegde berekeningen onbesproken gebleven. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is er bij de totstandkoming van de bestreden besluiten sprake geweest van een eerlijk proces?
8. Eiser heeft op de zitting desgevraagd naar voren gebracht dat hij onderdeel is van een VvE met drie eigenaren, waarvan twee elkaars hand vasthouden en proberen hem dwars te zitten. Dit geeft eiser een zeer onaangenaam gevoel en het wordt door hem als zeer dreigend ervaren. De rechtbank stelt vast dat deze beroepsgrond van eiser ziet op hoe hij de houding en het gedrag van de overige mede-eigenaren van het betrokken gebouw ervaart en niet zozeer betrekking heeft op het door hem bestreden besluit. Wat hij hierover aanvoert, kan daarom niet worden aangemerkt als een schending van beginselen van een goede procesorde, dan wel fundamentele rechtsbeginselen, die ertoe zouden hebben geleid dat dat er geen eerlijk proces is geweest.

Conclusie en gevolgen

9.1.
Het beroep ten aanzien van het bezwaar van de VvE is gegrond (BRE 23/3763) en het beroep ten aanzien van het bezwaar van de derde-partij is ongegrond (BRE 23/3705). De rechtbank vernietigt daarom het besluit van 19 mei 2023 dat ziet op het bezwaar van de VvE. Doende wat het college zou behoren te doen, zal de rechtbank het bezwaar van de VvE niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van dat bestreden besluit.
9.2.
Omdat het beroep met het kenmerk BRE 23/3763 gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser voor dat beroep ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend (1 punt) en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen (1 punt). De vergoeding bedraagt dan € 1.750,00.

Beslissing

De rechtbank:
in het beroep met zaaknummer BRE 23/3763:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 19 mei 2023 dat ziet op het bezwaarschrift van de VvE;
  • verklaart het bezwaar van de VvE niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
in het beroep met zaaknummer BRE 23/3705:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 25 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:2, eerste lid
Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Artikel 1:3, derde lid
Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
Artikel 6:6, aanhef en onder a
Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep (…)
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Invoeringswet Omgevingswet
Artikel 4.3, aanhef en onder a
Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van toepassing:
a. als tegen het besluit beroep openstaat: tot het besluit onherroepelijk wordt.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de AbRvS van 12 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:71.
2.Vergelijk de uitspraak van de AbRvS van 24 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1712.