ECLI:NL:RBZWB:2024:4273

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
02/031168-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld gepleegd in vereniging tegen een persoon met letsel als gevolg

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2024 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte openlijk geweld heeft gepleegd. De verdachte is geboren in 2004 en heeft geen eerdere contacten met justitie. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 juni 2024, waarbij de officier van justitie, L.A. Pronk, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging houdt in dat de verdachte op 16 december 2023 in Bergen op Zoom openlijk geweld heeft gepleegd tegen een persoon, [slachtoffer], door deze meermalen in het gezicht te stompen en te schoppen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan het feit, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het bewijs dat is geleverd door de aangifte en camerabeelden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, omdat er geen feiten of omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De officier van justitie heeft een taakstraf van 150 uur geëist, waarvan 50 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De verdediging heeft zich hierbij aangesloten.

De rechtbank heeft de ernst van het feit in overweging genomen, waarbij is vastgesteld dat het geweldsincident zich heeft afgespeeld in een druk uitgaansgebied en dat de benadeelde partij, [slachtoffer], letsel heeft opgelopen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk, en heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 450,- aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/031168-24
vonnis van de meervoudige kamer van 21 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
wonende aan [woonadres]
raadsman mr. T. van Riel, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 juni 2024, waarbij de officier van justitie, L.A. Pronk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer]

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd, gelet op de aangifte, de beelden en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd, gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangezien verdachte over het feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en daarvoor geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 52 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 16 december 2023, pagina 84 e.v. van het eindproces-verbaal;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 7 juni 2024.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 16 december 2023 te Bergen op Zoom openlijk, te weten in de [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door voornoemde [slachtoffer] meermalen, met kracht in het gezicht en/of tegen het hoofd te stompen en vervolgens op het moment dat voornoemde [slachtoffer] probeerde op te staan, voornoemde [slachtoffer] in het gezicht te schoppen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 150 uur waarvan 50 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de eis van de officier van justitie en refereert zich voor de strafoplegging aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van het feitVerdachte heeft samen met [medeverdachte] openlijk geweld gepleegd tegen de hen onbekende [slachtoffer] . [medeverdachte] kreeg ’s nachts op straat in een druk uitgaansgebied onenigheid met onder andere [slachtoffer] en maakte daarbij de eerste slaande beweging, waarna de ontmoeting verder is geëscaleerd. Op enig moment kwam [slachtoffer] mede door toedoen van verdachte half liggend op de grond terecht, waarna [medeverdachte] grof geweld tegen hem gebruikte door hem meerdere keren in zijn gezicht te stompen en uiteindelijk ook een keer met kracht tegen het hoofd te schoppen. Hierdoor heeft [slachtoffer] even zijn bewustzijn verloren. Verdachte was daarbij steeds aanwezig en heeft zelf eerder ook in het gezicht van [slachtoffer] gestompt. Uiteindelijk zou het om niet meer zijn gegaan dan een beledigende opmerking over een vader in het algemeen, waarvan [medeverdachte] wist dat die verdachte persoonlijk zou raken.
[slachtoffer] heeft door het geweld een kneuzing in het aangezicht opgelopen en een lichte hersenschudding. Dat [slachtoffer] niet ernstiger gewond is geraakt, is niet aan verdachte en zijn medeverdachte te danken geweest. Dat het feit nog altijd grote impact heeft op [slachtoffer] is op zitting gebleken. Hij heeft toegelicht bang te zijn om in een soortgelijke situatie terecht te komen en onverwacht met geweld te worden geconfronteerd.
Tot slot heeft het geweldsincident zich op straat afgespeeld in een druk uitgaansgebied, waardoor ook niets vermoedende voorbijgangers met dit zinloos geweld zijn geconfronteerd.
De persoon van verdachteUit het strafblad van verdachte van 340 april 2024 blijkt dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Dit is de eerste keer dat verdachte is aangehouden en voor de rechtbank moet verschijnen. Het is dan meteen voor een heftig geweldsfeit, maar de feitelijke geweldsbijdrage van verdachte is een stuk minder dan die van [medeverdachte] .
In het rapport van 27 mei 2024schrijft de reclassering dat een zorg wordt gezien in het psychosociaal functioneren van verdachte, omdat hij al meerdere jaren last lijkt te hebben van vermoedelijk trauma gerelateerde klachten. Dit uit zich in het niet kunnen slapen met depressieve gevoelens, niet kunnen concentreren en emotioneel zijn als gevolg. In de onderhavige zaak zou een van de aangevers een uitspraak hebben gedaan over de vader van verdachte wat een trigger is geweest, hetgeen er in combinatie met overmatig alcoholgebruik voor heeft gezorgd dat verdachte “zwart voor zijn ogen zag” en volgens eigen zeggen geen controle meer had over zijn handelen. De rechtbank merkt op dat op zitting duidelijk is geworden dat het niet over de vader van verdachte ging, maar een algemene vaderonvriendelijke uitspraak zou zijn geweest.
De praktische leefgebieden heeft verdachte op orde. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. De reclassering is van mening dat een forensisch kader geen meerwaarde heeft voor het verminderen van het lage recidiverisico. Wel acht de reclassering het zinvol dat verdachte hulp krijgt voor zijn mogelijke trauma’s. Hij is hiervoor op eigen kracht naar de huisarts gegaan. Bij een bewezenverklaring wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Conclusie
Gelet op het voorgaande en met name de kleinere rol van verdachte vindt de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 150 uur waarvan 50 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij
[slachtoffer]vordert een schadevergoeding van € 1.500,- vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met [medeverdachte] heeft gepleegd en dat zij beide aansprakelijk zijn voor de schade. De medeverdachte heeft op dezelfde zitting terecht gestaan in de zaak met parketnummer 02/334281-23, maar bij hem is het feit ten laste gelegd als poging zware mishandeling van de benadeelde partij. Bij vonnis van gelijke datum wordt de medeverdachte daarvoor ook veroordeeld. Verdachte heeft een aanmerkelijk kleinere rol gespeeld bij het toegepaste geweld waaruit de schade is ontstaan. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de totale schadevergoeding te verdelen, in die zin dat aan de medeverdachte 70% van de ontstane schade wordt toegerekend en aan verdachte 30%. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 450,-, terzake immateriële schade. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van € 450,-, aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2023;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] (feit 1), € 450,- te betalen vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf
16 december 2023;
- bepaalt dat bij niet betaling 9 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en J. van Riet, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 juni 2024.
Mr. R.J.H. de Brouwer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 16 december 2023 te Bergen op Zoom openlijk, te weten, in de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan en/of stompen en/of (vervolgens) op het moment dat voornoemde [slachtoffer] probeerde op te staan, voornoemde [slachtoffer] in het gezicht
en/of tegen het hoofd, althans het lichaam, te schoppen en/of trappen;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )