ECLI:NL:RBZWB:2024:4272

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
02-082799-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 21 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 maart 2023 in Tilburg zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan een slachtoffer door met een glas in zijn gezicht te slaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De verdediging voerde aan dat de verdachte zich had verdedigd tegen een aanval van het slachtoffer, maar de rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte de eerste aanvaller was. De rechtbank achtte het bewijs voor de zware mishandeling overtuigend, gebaseerd op getuigenverklaringen en de aangifte van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, wat leidde tot de veroordeling voor zware mishandeling. Daarnaast werd de benadeelde partij, het slachtoffer, in zijn vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk in het gelijk gesteld, met een totaalbedrag van € 6.476,19 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder toezicht door de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-082799-23
vonnis van de meervoudige kamer van 21 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. M. Ketting, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 juni 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel een poging daartoe heeft gedaan, dan wel hem heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel als gevolg door met een glas in zijn gezicht te gooien of te slaan.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer] en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . Er is sprake van voorwaardelijk opzet want verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat door het slaan met een glas in het gezicht van [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel bij hem zou ontstaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van de primair ten laste gelegde zware mishandeling en de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling omdat verdachte geen opzet – ook niet in voorwaardelijke zin – heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte en [slachtoffer] op 24 maart 2023 bij [café] in [plaats] zijn geweest. Op enig moment is er tussen verdachte en [slachtoffer] buiten op het terras van dit café een woordenwisseling ontstaan.
De verklaringen van verdachte en [slachtoffer] over wat er na de woordenwisseling is gebeurd, lopen uiteen: [slachtoffer] heeft, kort gezegd, verklaard dat hij door verdachte in zijn gezicht is geslagen en hij als reactie hierop de inhoud van een glas bier in het gezicht van verdachte heeft gegooid. Hierna kreeg [slachtoffer] een glas in zijn gezicht geduwd door verdachte. Volgens verdachte heeft hij een slaande beweging gemaakt naar het gezicht van [slachtoffer] , maar heeft hij [slachtoffer] niet geraakt. Het was niet alleen de inhoud van een glas bier dat [slachtoffer] vervolgens naar hem gooide, maar hij gooide het hele glas. De inhoud van dit glas kwam in het gezicht van verdachte terecht. Hierop heeft verdachte een glas gepakt dat op tafel stond. Verdachte heeft vervolgens de inhoud van dit glas richting [slachtoffer] gegooid, waarbij dit glas per ongeluk uit zijn handen is geglipt en in het gezicht van [slachtoffer] terecht is gekomen.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) en [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) die meteen na het incident hierover zijn gehoord. Ook [getuige 2] verklaart namelijk dat [slachtoffer] werd geslagen door verdachte en dat [slachtoffer] daarna de inhoud van zijn glas – en dus niet het hele glas – richting verdachte gooide en dat verdachte hierop een glas van tafel pakte en dit glas bovenhands in het gezicht van [slachtoffer] sloeg. Tot slot verklaart getuige [getuige 1] dat verdachte [slachtoffer] in het gezicht sloeg, waarna [slachtoffer] zijn bierglas leeggooide in de richting van verdachte. Vervolgens pakte verdachte zijn bierglas en sloeg hiermee in het gezicht van [slachtoffer] die hierdoor een flinke verwonding in zijn gezicht opliep, aldus [getuige 1] . De rechtbank ziet geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het door de verdediging geschetste alternatieve scenario dat het glas per ongeluk uit de handen van verdachte is geglipt niet geloofwaardig. Verdachte heeft hierover pas op zitting voor het eerst verklaard. Bovendien is deze verklaring tegenstrijdig met wat verdachte eerder bij de politie en de rechter-commissaris heeft verklaard. Bij de politie op 24 maart 2023 heeft verdachte namelijk verklaard dat hij een glas gooide richting [slachtoffer] en dat hij dat glas ook op [slachtoffer] mikte. Bij de rechter-commissaris heeft hij eveneens verklaard dat hij een glas bier van tafel heeft gepakt en dit heeft gegooid.
De rechtbank volgt dan ook de lezing van [slachtoffer] , [getuige 2] en [getuige 1] en gaat ervan uit dat verdachte met een glas in het gezicht van [slachtoffer] heeft geslagen.
Zware mishandeling?
De rechtbank dient eerst te beoordelen of sprake is van zwaar lichamelijk letsel en vervolgens of verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] .
[slachtoffer] heeft meerdere snijwonden in het gezicht opgelopen, waarvan één grote wond van zeven centimeter (linker wang tot de neus). De rechtbank is van oordeel dat dit letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Uit de medische gegevens komt naar voren dat de wond van zeven centimeter van dien aard was dat deze wond operatief moest worden gesloten door een plastische chirurg. Ook blijkt hieruit dat deze wond zal resulteren in een blijvend litteken. Daarnaast is er een zenuw beschadigd in de linkerwang van [slachtoffer] .
(Voorwaardelijk) opzet op zwaar lichamelijk letsel?
Uit het dossier blijkt onvoldoende dat verdachte vol opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] . Er kan echter ook sprake zijn van voorwaardelijk opzet. Daarvoor geldt dat sprake moet zijn van een bewuste aanvaarding door verdachte van de aanmerkelijke kans op het gevolg.
De rechtbank is van oordeel dat de kans dat iemand die met een glas in het gezicht wordt geslagen daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Een glas is immers breekbaar en scherp als het gebroken is . Het slaan met een glas in het gezicht kan leiden tot snijwonden in de huid of in de ogen, waarbij medisch ingrijpen noodzakelijk is. De kans dat aan die snijwonden vervolgens blijvend letsel in de vorm van blijvende littekens wordt overgehouden is aanmerkelijk. Door met het glas in het gezicht van [slachtoffer] te slaan, heeft verdachte die aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht en dat verdachte hier voorwaardelijk opzet op heeft gehad. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan zware mishandeling, zoals primair ten laste is gelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 24 maart 2023 te [plaats] , aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond in het aangezicht en een blijvend litteken en beschadigde zenuw, heeft toegebracht door deze opzettelijk met kracht met een glas in het gezicht te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte een geslaagd beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt, waardoor hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Voor noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat zij de lezing van [slachtoffer] , [getuige 2] en [getuige 1] volgt, zodat zij ervan uitgaat dat [slachtoffer] de inhoud van zijn glas bier – en dus niet het hele glas – tegen verdachte aan heeft gegooid nadat hij door verdachte was geslagen. Hieruit volgt dat [slachtoffer] zich (proportioneel) verweerde tegen de aanval van verdachte. Nu verdachte de aanvaller is door als eerste [slachtoffer] te slaan, komt hem geen beroep op noodweer(exces) toe.
Verdachte is aldus strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Hij verzoekt aan het voorwaardelijke deel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te koppelen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is jong, heeft werk en een woning. Zijn werk en zijn woning zal hij kwijtraken bij het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Ook wordt verzocht rekening te houden met de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft zichzelf gemeld bij de politie en openheid van zaken gegeven. Bovendien is het nooit de bedoeling van verdachte geweest om dit letsel aan [slachtoffer] toe te brengen. Verdachte moet worden gezien als een first offender. Verzocht wordt aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en te volstaan met een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Op 24 maart 2023 waren [slachtoffer] en verdachte beiden op stap in Tilburg . Bij [café] kwamen zij elkaar tegen. Kennelijk heeft er in het verleden tussen hen iets gespeeld want [slachtoffer] was die avond al bang dat er iets zou gebeuren. Op het moment dat [slachtoffer] en verdachte buiten op het terras staan, ontstaat er plotseling een woordenwisseling tussen hen. Hierbij slaat verdachte uiteindelijk met een glas in het gezicht van [slachtoffer] . Dit gebeurde met zoveel kracht dat het glas in stukken brak en [slachtoffer] hierdoor meerdere snijwonden in zijn gezicht opliep. Met zijn handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Hij heeft hem een blijvend litteken in het gezicht toegebracht. Ook heeft [slachtoffer] door de beschadigde zenuw geen gevoel meer aan zijn linker bovenlip en boventanden en in zijn linkerwang. Ook hangt zijn linker bovenlip en onduidelijk is of dit ooit nog zal herstellen. Dit moet voor [slachtoffer] iedere dag enorm confronterend zijn.
Verdachte was onder invloed van alcohol en de mishandeling heeft plaatsgevonden op het terras van een druk bezocht café. Meerdere mensen waren bij de mishandeling aanwezig en hebben het incident en de flinke bloederige verwonding gezien. Een dergelijk gewelddadig optreden bij een uitgaansgelegenheid is zeer schokkend voor omstanders en roept gevoelens van onveiligheid en onrust bij hen op.
De rechtbank weegt verder in het nadeel van verdachte mee dat hij eerder een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen voor mishandeling en dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en de daarmee aangerichte schade. Verdachte blijft tegen beter weten in verklaren dat het glas uit zijn handen is geglipt en probeert het daarmee minder erg te maken dan het is.
Over verdachte is op 24 oktober 2023 een rapport door de reclassering opgemaakt. Volgens de reclassering was dit advies op het moment van de zitting nog steeds passend. De reclassering vindt het van belang dat verdachte werkt aan het vergroten van zijn probleemoplossende vaardigheden en zijn impulsbeheersing. Op deze manier kan het recidiverisico op gewelddadig gedrag worden verminderd en kan blijvende gedragsverandering worden gerealiseerd. Daarom wordt geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het deelnemen aan een gedragsinterventie.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit een gevangenisstraf rechtvaardigt. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet zij geen reden om hiervan af te wijken. Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. Zij legt dan ook aan verdachte op een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 14.688,52, bestaande uit € 6.188,52 aan materiële schade en € 8.500,00 aan immateriële schade.
Ontvankelijkheid
Door de verdediging is aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat de vordering is ingediend door mr. M. Robijn terwijl zij daartoe niet was gemachtigd.
De rechtbank maakt uit het verzoek tot schadevergoeding op dat de vordering door de benadeelde partij [slachtoffer] is ingediend met behulp van mr. M. Robijn. De benadeelde partij [slachtoffer] heeft de vordering ook ondertekend. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat het ook de wens van de benadeelde partij [slachtoffer] is om de vordering in te dienen. Dat mr. M. Robijn de vordering niet dan wel niet ook heeft ondertekend, doet daar niet aan af.
De benadeelde partij is dan ook ontvankelijk in de vordering.
Materiële schade
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Ziekenhuisdaggeldvergoeding
De verdediging heeft deze kosten van € 35,00 niet betwist. Deze schade staat ook in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht de gevorderde schadepost dan ook volledig toewijsbaar.
Kleding
De rechtbank is van oordeel dat deze kosten van in totaal € 699,19 voldoende zijn onderbouwd. Deze kosten staan ook in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht de gevorderde schadepost dan ook volledig toewijsbaar.
Medische kosten: eigen risico
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 385,00 voor het eigen risico van de zorgverzekering over 2023. De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde het eigen risico over 2023 moet gaan betalen vanwege de opname in het ziekenhuis. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat ook in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht de gevorderde schadepost dan ook volledig toewijsbaar.
Medische kosten: psycholoog en plastische chirurgie
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 106,00 aan kosten voor een afspraak bij de psycholoog en in totaal € 1.830,00 aan kosten voor toekomstige afspraken bij de psycholoog en mogelijke toekomstige afspraken bij de plastische chirurg. De rechtbank is van oordeel dat de schadepost van € 106,00 voldoende is onderbouwd en in voldoende verband staat met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht deze gevorderde schadepost dan ook volledig toewijsbaar.
Met betrekking tot de gevorderde mogelijke toekomstige kosten is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van deze kosten zouden kunnen leiden, niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Niet staat vast dat de behandelingen bij de psycholoog daadwerkelijk zullen gaan plaatsvinden. Ook de toekomstige schade bij de plastische chirurg kan niet worden vastgesteld nu evenmin zeker is of deze afspraken gaan plaatsvinden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Reis- en parkeerkosten
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van in totaal € 71,48 aan reis- en parkeerkosten van het ziekenhuis. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten voldoende zijn onderbouwd gelet op het feit dat benadeelde in het ziekenhuis is opgenomen, de aard van het letsel van de benadeelde en het feit dat daarvoor medisch ingrijpen noodzakelijk is geweest. Deze schade staat ook in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht de gevorderde schadepost dan ook toewijsbaar.
Toekomstige reiskosten
De rechtbank constateert dat deze kosten van in totaal € 33,00 toekomstige schade betreffen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van deze kosten zouden kunnen leiden, niet voldoende vast komen te staan. Deze schade is dan ook onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Verlies aan verdienvermogen
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van in totaal € 3.028,85 aan verlies van verdienvermogen en het niet ontvangen van zijn overwerkvergoeding.
De rechtbank is van oordeel dat de schadepost overwerkvergoeding voor zover deze ziet op de maanden mei 2023 tot en met december 2023 (totaal € 2.179,52) voldoende is onderbouwd. Deze schade staat ook in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht dit deel van de gevorderde schadepost dan ook toewijsbaar. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan omdat, mede gelet op de betwisting daarvan door de verdediging, deze schade onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in de vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met het bewezenverklaarde een inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . [slachtoffer] had zwaar lichamelijk letsel, namelijk meerdere snijwonden in het gezicht en een beschadigde zenuw in zijn wang. Hij heeft hieraan een blijvend litteken in zijn gezicht overgehouden, waar hij elke dag mee wordt geconfronteerd. Ook heeft [slachtoffer] voldoende onderbouwd dat hij nadelige psychische gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 3.000,00 billijk. De rechtbank acht dit deel van de gevorderde immateriële schade dan ook toewijsbaar. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal het toegekende bedrag (totaal € 6.476,19) vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag der voldoening, en tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Ringbaan-West 275 in Tilburg . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider. Mocht naar aanleiding van de gedragsinterventie blijken dat dit niet afdoende is kan de toezichthouder verdachte aanmelden voor ambulante behandeling;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 6.476,19, waarvan € 3.476,19 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] € 6.476,19 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 67 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 juni 2024.
Mrs. Skalonjic en Mullers zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.