ECLI:NL:RBZWB:2024:4270

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
02-070160-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 21 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 12 maart 2023 in Tilburg een poging tot doodslag heeft gepleegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, door met kracht te schoppen en te slaan op het hoofd van het slachtoffer, een aanmerkelijke kans op de dood heeft gecreëerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan deze kans, ondanks dat het slachtoffer niet daadwerkelijk is overleden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het geweld en de impact op de rechtsorde. De verdachte heeft spijt betuigd en erkent dat alcohol een probleem in zijn leven is. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een alcoholverbod en toezicht door de reclassering. De voorlopige hechtenis is opgeheven, maar opnieuw geschorst tot de tenuitvoerlegging van de straf onder een ander parketnummer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/070160-23
vonnis van de meervoudige kamer van 21 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1996 te [geboorteplaats]
wonende aan [woonadres]
raadsman mr. R. el Bellaj, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 juni 2024, waarbij de officier van justitie mr. L.A. Pronk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan de primair ten laste gelegd poging doodslag wettig en overtuigend bewezen worden. De officier van justitie baseert zich hiervoor op de aangifte van [slachtoffer] , het proces-verbaal van bevindingen over de beelden van het gebeuren, de beelden zelf en de eigen verklaring van verdachte. Gelet op het geweld van verdachte had hij voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de primair ten laste gelegde poging doodslag. Niet kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans op de dood was en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. In het dossier ontbreekt namelijk informatie over de kracht van de trappen en waar [slachtoffer] precies is geraakt en over de concrete gevolgen voor [slachtoffer] . Tot slot droeg verdachte Adidas Yeezy’s: een sportschoen die niet te vergelijken is met bijvoorbeeld een werkschoen met stalen neuzen. Voor de subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt in een bijlage II die aan dit vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Primair poging doodslag
Anders dan de verdediging, maar met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden. Uit het dossier en het onderzoek op zitting volgt niet dat verdachte de dood van [slachtoffer] echt wilde. Vol opzet op de dood kan dan ook niet bewezen worden, maar voorwaardelijk opzet wel. Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een slachtoffer zou komen te overlijden als gevolg van zijn gedragingen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte dat heeft gedaan en zal hierna uitleggen waarom.
Juridisch kader: aanmerkelijke kans én bewuste aanvaarding
De beantwoording van de vraag of gedragingen de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Anders gezegd moet het gaan om een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is bovendien vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast op basis van de bewijsmiddelen, aangevuld met de eigen waarnemingen van de rechtbank bij het bekijken van de ook op zitting getoonde beelden van het incident.
Op 12 maart 2023 om 04:56:30 staat een groep van 5 personen bij een verhoging in de Korte Heuvel in Tilburg. Bij dit groepje staat [slachtoffer] geboren op [geboortedag 2] 1980, die hierna aangever wordt genoemd.
Om 04:56:34 komt er een groepje van vier personen aan lopen, waaronder verdachte.
Daar loopt ook een persoon bij genaamd [naam] . Om 04:56:42 stopt het groepje, draait zich om en kijkt naar het groepje waar aangever bij staat. Aangever kijkt terug naar het groepje waar verdachte bij staat.
Om 04:56:59 loopt [verdachte] richting aangever en slaat met zijn linkervuist tegen het hoofd van aangever en haalt uit met zijn rechterbeen en schopt tegen het linker onderbeen van aangever. Door dit geweld valt aangever op de grond. Terwijl aangever nog op de grond ligt, trapt verdachte met zijn geschoeide linkervoet twee keer van boven naar beneden op het onbeschermde hoofd van aangever. [naam] probeert [verdachte] tegen te houden, maar dit lukt niet. Vervolgens schopt verdachte met zijn linkervoet vol tegen de linkerzijkant van het hoofd van aangever. Hierna loopt verdachte weg richting De Heuvel, waarbij hij wordt meegenomen door een ander persoon.
Om 04:57:19 loopt verdachte terug richting aangever, die nog steeds op de grond ligt. Verdachte trapt dan met zijn rechtervoet vier keer van boven naar beneden op (de rechterzijkant van) het hoofd van aangever. De laatste drie keer probeert verdachte zijn hoofd te beschermen met zijn handen. Hierna wordt verdachte tegengehouden en probeert een persoon verdachte mee te nemen. Dit lukt echter niet en verdachte loopt terug en trapt nog een keer met zijn rechtervoet van boven naar beneden op (de rechterzijkant van) het hoofd van aangever, dat aangever ook nu probeert te beschermen met zijn handen. Hierna loopt verdachte weg richting De Heuvel.
Om 04:57:36 draait verdachte om en loopt weer richting aangever. [naam] probeert verdachte tegen te houden. Er staat ook een onbekende man bij die verdachte probeert tegen te houden. Dit lukt niet. Verdachte rent naar aangever die bijna bewegingsloos op de grond ligt. Verdachte haalt vervolgens uit met zijn rechterbeen en schopt met zijn rechtervoet tegen het onbeschermde hoofd van aangever alsof verdachte een bal wegschopt. Daarna probeert verdachte nog een keer met zijn rechtervoet van boven naar beneden op het hoofd van aangever te trappen, maar dat lukt niet omdat [naam] en een onbekend persoon hem wegduwen. Verdachte wordt hierna meegenomen richting de Heuvel door de onbekende persoon.
Om 04:58:22 draait verdachte zich om en loopt terug richting aangever. Aangever ligt nog steeds op de grond. Verdachte loopt weg richting Sint Josefstraat, hierna wordt hij aangesproken door de politie en eindigt het camerabeeld.
Conclusie rechtbank
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op de beelden ook de intensiteit van de trappen/schoppen van verdachte is te zien. Dat is af te leiden uit de bewegingen op zich en soms ook uit de bewegingen van het hoofd van aangever als dat geraakt wordt. Voor alle trappen en schoppen geldt dat die met kracht zijn gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is door de hoeveelheid van de hierboven beschreven krachtige trappen op en schoppen tegen (de zijkant van) het hoofd van aangever een reële, geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans op de dood van aangever ontstaan. Daarbij is ook van belang dat tijdens veel neerwaartse trappen van verdachte, aangever op de grond lag met zijn hoofd op of vlak boven de bestrating. Dat beperkt de bewegingsruimte van het hoofd waardoor de impact van een neerwaartse trap alleen maar toeneemt. Tot slot merkt de rechtbank op dat zich aan de zijkant van het hoofd de slaap bevindt dat een heel kwetsbaar deel van de schedel is, zoals algemeen bekend is.
Aan de hiervoor omschreven aanmerkelijke kans op de dood doet niet af dat verdachte op dat moment Adidas Yeezy’s droeg. Naar het oordeel van de rechtbank gaat daarvan geen ‘verzachtend effect’ uit als het gaat om de impact van de trappen en schoppen. Dat aangever korte tijd na de laatste ‘voetbalschop’ tegen zijn hoofd toch overeind kan komen en op de rand van de verhoging kan gaan zitten voordat hij wordt afgevoerd met een ambulance, maakt het oordeel van de rechtbank ook niet anders. Dat verdachte niet daadwerkelijk is overleden is niet aan het handelen van verdachte te danken. Die heeft de op de grond liggende en feitelijk weerloze aangever meermalen opgezocht om telkens weer grof geweld op het hoofd van aangever toe te passen. Deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het
- behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Contra-indicaties zijn er niet. Integendeel, uiteindelijk verlaat verdachte de Korte Heuvel zonder zich ook maar één moment om aangever te bekommeren die dan nog op de grond ligt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
op 12 maart 2023 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer]
- met kracht tegen het hoofd heeft gestompt en
- met kracht tegen een been, heeft getrapt waardoor die voornoemde [slachtoffer] vervolgens ten val komt en
- meermalen met kracht en met geschoeide voet) tegen en op het hoofd
heeft geschopt en/of getrapt, terwijl voornoemde [slachtoffer] op de
grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
15 maanden met aftrek van het voorarrest. Daarbij heeft de officier van justitie sterk rekening gehouden met de onherroepelijke veroordeling van 21 maart 2024 tot 48 maanden gevangenisstraf voor diverse Opiumwetdelicten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bij een bewezenverklaring van de poging doodslag verzocht een forse taakstraf op te leggen en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van het feit
Zonder aanleiding heeft verdachte op in de vroege ochtend van 12 maart 2023 in het uitgaansgebied in het centrum van Tilburg aangever met één hard klap tegen het hoofd en een trap tegen een been gevloerd. Meteen daarna trapt hij twee keer van boven naar benden op rechterzijkant het hoofd van de weerloze aangever om daarna vol tegen het hoofd te schoppen. Daarna komt verdachte nog twee keer terug om nog meer neerwaartse doodtrappen en een voetbalschop tegen het hoofd van aangever te geven. Verdachte laat zich daarbij niet tegenhouden of weghalen door anderen, terwijl dat al na de eerste klap en trap steeds weer geprobeerd wordt.
Alleen het zien van de beelden kan echt duidelijk maken hoe heftig en schokkend het door verdachte gepleegde geweld is geweest. Het is een wonder dat aangever blijkbaar na enkele uren het ziekenhuis weer heeft verlaten. Daarbij merkt de rechtbank op dat de politie onvoldoende heeft gedaan om alsnog in contact te komen met de Poolse aangever om hem te vragen wat de reden van zijn vertrek is geweest en wat de uiteindelijke gevolgen van het geweld van verdachte zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat verdachte geluk heeft gehad dat aangever in ieder geval na een paar uur zelfstandig het ziekenhuis heeft kunnen verlaten. Gelet op het geweld van verdachte had het zomaar anders en zelfs dodelijk af kunnen lopen.
Deze poging doodslag vond tot slot plaats in het uitgaansgebied in het centrum van Tilburg. Daardoor zijn meerdere mensen ongewild getuige zijn geweest van het buitensporige zinloze geweld van verdachte. Ook op hen moet dit geweld een diepe en schokkende indruk hebben gemaakt.
Gelet op de ernst van het feit is naar het oordeel van de rechtbank geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
De persoon van verdachte
Bij de politie heeft verdachte geprobeerd zijn gedrag een reden te geven door te zeggen dat aangever hem ongeveer een half uur eerder zou hebben geduwd, geslagen en naar hem zou hebben gekeken. Vrienden van hem zouden dat kunnen bevestigen, maar hij wil hen eerst vragen of hij hun gegevens mag delen. De camerabeelden van verdachte in het centrum zijn tot een uur voor het incident uitgekeken, maar daar is geen eerder incident of zelfs maar een ontmoeting met aangever op gezien. De namen van vrienden heeft verdachte niet meer gedeeld.
De rechtbank concludeert dat het alcoholgebruik van verdachte de reden is dat hij zonder directe aanleiding én ongeremd los is gegaan op aangever. Bij de politie zegt hij al dat een “beetje veel gedronken” had en tijdens een gesprek met de reclassering de dag na het incident spreekt hij over “tien whisky-cola”. Bij de rechter-commissaris heeft hij op 15 maart 2024 gezegd dat hij na het zien van de beelden wil stoppen met alcohol. Hij geeft de alcohol de schuld en herkent zichzelf niet in zijn gedrag. Wel heeft hij zowel bij de politie, de rechter-commissaris als op zitting gezegd dat hij spijt heeft.
In het rapport van 29 mei 2024 schrijft de reclassering dat verdachte erkent dat alcohol een probleem in zijn leven is en dat hij buiten detentie dronk zonder mate. De kans op herhaling schat de reclassering in als gemiddeld als verdachte in ieder geval de geschikte hulpverlening krijgt. De reclassering adviseert het volwassenstrafrecht toe te passen en een (deels) voorwaardelijke straf met een aantal concreet genoemde bijzondere voorwaarden.
Een paar van die voorwaarden, waaronder een alcoholverbod, golden ook tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis voor deze zaak per 15 maart 2023. Tijdens die schorsing is verdachte echter opgepakt op verdenking van overtredingen van de Opiumwet gepleegd op 27 juni 2023 in Goirle. Daarvoor is hij op 21 maart van dit jaar door de rechtbank in Breda onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden. Verdachte zit die straf ook al uit. Met die veroordeling houdt de rechtbank bij de strafoplegging minder sterk rekening in het voordeel van verdachte dan de officier van justitie bij haar eis. Opiumwetdelicten en een poging doodslag zijn twee heel verschillende strafbare feiten. Bovendien is het de eigen keuze geweest van verdachte om zich tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis voor deze poging doodslag al snel schuldig te maken aan serieuze Opiumwetdelicten. Op zitting heeft verdachte wel gezegd dat hij na zijn detentie voor de Opiumwetdelicten graag hulp heeft voor met name het blijven beheersen van zijn alcoholgebruik.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden is. Daarvan zal de rechtbank 5 maanden voorwaardelijk opleggen met daarbij de door de reclassering geadviseerde voorwaarden en een proeftijd van twee jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de bewezenverklaarde poging doodslag, de daardoor ernstig geschokte rechtsorde en de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf zal de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.
De rechtbank schorst de voorlopige hechtenis vervolgens weer met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de tenuitvoerlegging van de straf onder parketnummer 02/158127-23 afloopt, dan wel verdachte in aanmerking komt voor verlof of strafonderbreking of om welke reden dan ook wordt vrijgelaten uit de penitentiaire inrichting.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Poging tot doodslag;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk 3 dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Tilburg (Lavendelweg 12, 5044 AE Tilburg) en zich daarna gedurende een door reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich laat behandelen door forensische polikliniek de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdacht houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
* dat verdachte meewerkt mee aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis;
- schorst de voorlopige hechtenis weer met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de tenuitvoerlegging van de straf onder parketnummer 02/158127-23 afloopt, dan wel verdachte in aanmerking komt voor verlof of strafonderbreking of om welke reden dan ook wordt vrijgelaten uit de penitentiaire inrichting.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en J. van Riet, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 juni 2024.
De voorzitter en jongste rechter zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 12 maart 2023 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer]
- ( met kracht) tegen/in/op het gezicht/hoofd heeft gestompt/geslagen en/of
- ( met kracht) tegen/in/op het been/knie, althans het lichaam, heeft getrapt waardoor die voornoemde [slachtoffer] (vervolgens) ten val komt en/of
- meermalen met kracht en/of (met geschoeide voet(en)) tegen/in/op het hoofd en/of gezicht heeft geschopt en/of getrapt, terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 maart 2023 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer]
- ( met kracht) tegen/in/op het gezicht/hoofd heeft gestompt/geslagen en/of
- ( met kracht) tegen/in/op het been/knie heeft getrapt waardoor die voornoemde [slachtoffer] (vervolgens) ten val komt en/of
- meermalen met kracht en/of (met geschoeide voet(en)) tegen/in/op het hoofd en/of gezicht heeft geschopt en/of getrapt, terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )