4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Primair poging doodslag
Anders dan de verdediging, maar met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden. Uit het dossier en het onderzoek op zitting volgt niet dat verdachte de dood van [slachtoffer] echt wilde. Vol opzet op de dood kan dan ook niet bewezen worden, maar voorwaardelijk opzet wel. Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een slachtoffer zou komen te overlijden als gevolg van zijn gedragingen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte dat heeft gedaan en zal hierna uitleggen waarom.
Juridisch kader: aanmerkelijke kans én bewuste aanvaarding
De beantwoording van de vraag of gedragingen de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Anders gezegd moet het gaan om een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is bovendien vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast op basis van de bewijsmiddelen, aangevuld met de eigen waarnemingen van de rechtbank bij het bekijken van de ook op zitting getoonde beelden van het incident.
Op 12 maart 2023 om 04:56:30 staat een groep van 5 personen bij een verhoging in de Korte Heuvel in Tilburg. Bij dit groepje staat [slachtoffer] geboren op [geboortedag 2] 1980, die hierna aangever wordt genoemd.
Om 04:56:34 komt er een groepje van vier personen aan lopen, waaronder verdachte.
Daar loopt ook een persoon bij genaamd [naam] . Om 04:56:42 stopt het groepje, draait zich om en kijkt naar het groepje waar aangever bij staat. Aangever kijkt terug naar het groepje waar verdachte bij staat.
Om 04:56:59 loopt [verdachte] richting aangever en slaat met zijn linkervuist tegen het hoofd van aangever en haalt uit met zijn rechterbeen en schopt tegen het linker onderbeen van aangever. Door dit geweld valt aangever op de grond. Terwijl aangever nog op de grond ligt, trapt verdachte met zijn geschoeide linkervoet twee keer van boven naar beneden op het onbeschermde hoofd van aangever. [naam] probeert [verdachte] tegen te houden, maar dit lukt niet. Vervolgens schopt verdachte met zijn linkervoet vol tegen de linkerzijkant van het hoofd van aangever. Hierna loopt verdachte weg richting De Heuvel, waarbij hij wordt meegenomen door een ander persoon.
Om 04:57:19 loopt verdachte terug richting aangever, die nog steeds op de grond ligt. Verdachte trapt dan met zijn rechtervoet vier keer van boven naar beneden op (de rechterzijkant van) het hoofd van aangever. De laatste drie keer probeert verdachte zijn hoofd te beschermen met zijn handen. Hierna wordt verdachte tegengehouden en probeert een persoon verdachte mee te nemen. Dit lukt echter niet en verdachte loopt terug en trapt nog een keer met zijn rechtervoet van boven naar beneden op (de rechterzijkant van) het hoofd van aangever, dat aangever ook nu probeert te beschermen met zijn handen. Hierna loopt verdachte weg richting De Heuvel.
Om 04:57:36 draait verdachte om en loopt weer richting aangever. [naam] probeert verdachte tegen te houden. Er staat ook een onbekende man bij die verdachte probeert tegen te houden. Dit lukt niet. Verdachte rent naar aangever die bijna bewegingsloos op de grond ligt. Verdachte haalt vervolgens uit met zijn rechterbeen en schopt met zijn rechtervoet tegen het onbeschermde hoofd van aangever alsof verdachte een bal wegschopt. Daarna probeert verdachte nog een keer met zijn rechtervoet van boven naar beneden op het hoofd van aangever te trappen, maar dat lukt niet omdat [naam] en een onbekend persoon hem wegduwen. Verdachte wordt hierna meegenomen richting de Heuvel door de onbekende persoon.
Om 04:58:22 draait verdachte zich om en loopt terug richting aangever. Aangever ligt nog steeds op de grond. Verdachte loopt weg richting Sint Josefstraat, hierna wordt hij aangesproken door de politie en eindigt het camerabeeld.
Conclusie rechtbank
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op de beelden ook de intensiteit van de trappen/schoppen van verdachte is te zien. Dat is af te leiden uit de bewegingen op zich en soms ook uit de bewegingen van het hoofd van aangever als dat geraakt wordt. Voor alle trappen en schoppen geldt dat die met kracht zijn gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is door de hoeveelheid van de hierboven beschreven krachtige trappen op en schoppen tegen (de zijkant van) het hoofd van aangever een reële, geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans op de dood van aangever ontstaan. Daarbij is ook van belang dat tijdens veel neerwaartse trappen van verdachte, aangever op de grond lag met zijn hoofd op of vlak boven de bestrating. Dat beperkt de bewegingsruimte van het hoofd waardoor de impact van een neerwaartse trap alleen maar toeneemt. Tot slot merkt de rechtbank op dat zich aan de zijkant van het hoofd de slaap bevindt dat een heel kwetsbaar deel van de schedel is, zoals algemeen bekend is.
Aan de hiervoor omschreven aanmerkelijke kans op de dood doet niet af dat verdachte op dat moment Adidas Yeezy’s droeg. Naar het oordeel van de rechtbank gaat daarvan geen ‘verzachtend effect’ uit als het gaat om de impact van de trappen en schoppen. Dat aangever korte tijd na de laatste ‘voetbalschop’ tegen zijn hoofd toch overeind kan komen en op de rand van de verhoging kan gaan zitten voordat hij wordt afgevoerd met een ambulance, maakt het oordeel van de rechtbank ook niet anders. Dat verdachte niet daadwerkelijk is overleden is niet aan het handelen van verdachte te danken. Die heeft de op de grond liggende en feitelijk weerloze aangever meermalen opgezocht om telkens weer grof geweld op het hoofd van aangever toe te passen. Deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het
- behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Contra-indicaties zijn er niet. Integendeel, uiteindelijk verlaat verdachte de Korte Heuvel zonder zich ook maar één moment om aangever te bekommeren die dan nog op de grond ligt.