ECLI:NL:RBZWB:2024:4266

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
02-307611-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor medeplichtigheid aan hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

Op 21 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1957 en woonachtig in Moerdijk, werd bijgestaan door raadsman mr. J.C. Spigt. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 juni 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I.E.M.M. Haenen, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging werd gewijzigd en de verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en het medeplichtig zijn aan de diefstal van elektriciteit.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn garage ter beschikking had gesteld voor de teelt van hennep en dat hij op de hoogte was van de illegale elektriciteitsafname. De rechtbank achtte de medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het medeplegen van de hennepteelt. De rechtbank legde een taakstraf op van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar op. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder veroordeeld was en dat hij een beperkte rol had gespeeld in de feiten.

De rechtbank benadrukte de maatschappelijke gevolgen van hennepteelt en illegale elektriciteitsafname, en concludeerde dat de verdachte zich niet had bekommerd om deze gevolgen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 21 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-307611-22
vonnis van de meervoudige kamer van 21 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. J.C. Spigt, advocaat te Capelle aan den IJssel

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 juni 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I.E.M.M. Haenen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1
samen met anderen hennep heeft geteeld dan wel in zijn bezit heeft gehad, dan wel dat hij daarbij behulpzaam is geweest door zijn woning daarvoor beschikbaar te stellen;
feit 2
samen met anderen elektriciteit heeft gestolen, dan wel dat hij daarbij behulpzaam is geweest door zijn woning met het elektriciteitsnetwerk daarvoor beschikbaar te stellen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de garage bij zijn woning ter beschikking heeft gesteld aan een ander terwijl hij wist dat daar een hennepkwekerij zou worden gevestigd. Verdachte had zowel opzet op zijn eigen bijdrage als op het gronddelict.
Doordat verdachte zijn garage ter beschikking heeft gesteld voor de teelt van hennep, heeft hij ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de elektriciteit op illegale wijze zou worden afgenomen.
Naar de mening van de officier van justitie is de betrokkenheid van verdachte niet aan te merken als medeplegen, zoals primair ten laste is gelegd, maar als medeplichtigheid. De officier van justitie heeft daarom verzocht verdachte vrij te spreken van beide primair ten laste gelegde feiten. De subsidiair ten laste gelegde feiten acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie acht de gehele ten laste gelegde periode wettig en overtuigend bewezen en heeft daartoe gewezen op de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij is uitgegaan van tien eerdere oogsten en de leeftijd van de aangetroffen planten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van beide feiten is de raadsman met de officier van justitie van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van hennepteelt en de diefstal van elektriciteit. De subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid daaraan kan wel wettig en overtuigend bewezen worden nu verdachte in zijn woning anderen de gelegenheid heeft gegeven om een hennepkwekerij op te zetten en te onderhouden en de elektriciteitsmeter te manipuleren zodat de stroom illegaal kon worden afgetapt.
De raadsman acht voor beide feiten een periode van augustus 2020 tot en met november 2021 wettig en overtuigend bewezen gelet op de verklaring van verdachte en het feit dat verdachte in december 2021 geen huur voor de schuur meer heeft ontvangen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt vast dat er op 8 december 2021 in de schuur/garage bij de woning van verdachte aan de [woonadres] een hennepkwekerij met 182 planten is aangetroffen. De elektriciteit voor die hennepkwekerij liep niet via de elektriciteitsmeter van Enexis Netbeheer B.V.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de garage bij zijn woning vanaf eind zomer 2020 verhuurde aan iemand die daarin een hennepkwekerij heeft ingericht. Daarbij hebben ‘ze zitten knutselen’ aan de meterkast voor het stroomgebruik. Via een deur in de woonkamer, die niet afgesloten was, kwam je direct in de kweekruimte die in de garage zat. De huurder betaalde vanaf juli of augustus 2020 iedere maand contant de huur.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met de persoon aan wie hij de schuur bij zijn woning verhuurde, vanaf juli 2020 tot en met 8 december 2021 hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad, zoals onder feit 1 primair ten laste is gelegd. Verdachte had wetenschap van de aanwezigheid van die hennepplanten en had daar ook de beschikkingsmacht over aangezien de schuur vrij toegankelijk was via de woonkamer van zijn woning, waar hij ook verbleef. Het medeplegen aan het telen van die hennep acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen nu daartoe onvoldoende bewijs aanwezig is.
Aangezien de rechtbank feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen acht, komt de rechtbank niet toe aan hetgeen onder 1 subsidiair ten laste is gelegd.
Nu op grond van het dossier niet vaststaat of iedere kweek uit precies 182 planten heeft bestaan, acht de rechtbank dit aantal voor de gehele periode niet wettig en overtuigend bewezen. Wel acht zij bewezen dat dit gedurende de gehele periode een groot aantal hennepplanten betrof.
Evenals de officier van justitie en de raadsman zal de rechtbank verdachte vrijspreken van feit 2 primair nu uit het dossier en het verhandelde ter zitting niet is gebleken dat verdachte de diefstal van de elektriciteit zelf heeft gepleegd. Evenmin is komen vast te staan dat er sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en één of meer anderen dat gesproken kan worden van medeplegen.
Wel acht de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan die diefstal van elektriciteit zoals onder feit 2 subsidiair ten laste is gelegd. Deze bewezenverklaring geldt voor dezelfde periode als de hennepteelt, dus vanaf juli 2020 tot en met 8 december 2021.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1 primair
in de periode van 1 juli 2020 tot en met 8 december 2021 te [plaats] , gemeente Moerdijk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [woonadres] ) een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2 subsidiair
één of meer onbekend gebleven personen in de periode van 1 juli 2020 tot en met 8 december 2021 te [plaats] , gemeente Moerdijk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
een grote hoeveelheid elektriciteit die aan Enexis Netbeheer B.V. toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die onbekend gebleven perso(o)n(en) die weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 juli 2020 tot en met 8 december 2021 te [plaats] , gemeente Moerdijk, opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft, door het pand alwaar zich voornoemd elektriciteitsnetwerk bevond voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Ten gevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging zijn in het onder 2 subsidiair tenlastegelegde de woorden ‘die onbekend gebleven perso(o)n(en)’ weggevallen.
De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de door de officier van justitie geëiste taakstraf enigszins te matigen en heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en de feiten zich al enige tijd geleden hebben afgespeeld. Daarnaast heeft verdachte, door de hennepkwekerij in zijn huis toe te laten, zichzelf en zijn echtgenote volop in de problemen gebracht. Dat neemt hij zichzelf ernstig kwalijk. Gelet op deze gevolgen zal dit nooit meer gebeuren, aldus de raadsman.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het bezit van een groot aantal hennepplanten door de schuur bij zijn woning ter beschikking te stellen voor de inrichting van een hennepkwekerij. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het medeplegen van diefstal van elektriciteit ten behoeve van die hennepkwekerij.
Hennepteelt is direct en indirect oorzaak van vele vormen van overlast en criminaliteit en levert schade op voor de maatschappij. Softdrugs zijn namelijk stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Daarnaast levert een hennepkwekerij, zeker een waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net, (brand)gevaar op voor de omgeving. Verder gaan dergelijke feiten ook vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en kennelijk slechts gehandeld uit eigenbelang. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
In strafverminderende zin neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte een beperkte rol heeft gehad bij de hennepkwekerij en bij de diefstal van elektriciteit.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop in deze zaak. Zij stelt vast dat het recht op een openbare behandeling binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, in deze zaak is geschonden. Deze termijn vangt aan op het moment dat door de staat tegenover verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het Openbaar Ministerie het ernstig voornemen had een strafvervolging in te stellen.
In dit geval moet de termijn worden gerekend vanaf 8 december 2021, te weten de dag waarop de hennepkwekerij in het bijzijn van verdachte in zijn woning werd aangetroffen.
De behandeling van deze zaak is niet afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de hiervoor genoemde datum. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die deze overschrijding rechtvaardigen. De redelijke termijn is met ruim zes maanden overschreden.
Gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht zou voor onderhavige feiten de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden zijn. Gelet op de constateerde overschrijding van de redelijke termijn, de beperkte rol van verdachte bij de feiten en de proceshouding van verdachte, zal de rechtbank de taakstraf matigen tot 100 uur te vervangen door 50 dagen hechtenis bij niet tijdige tenuitvoerlegging.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand opleggen met een proeftijd van 2 jaar om verdachte ervan te weerhouden opnieuw de fout in te gaan nu verdachte nog in financiële problemen verkeert en zelf heeft aangegeven daar geen uitweg uit te zien.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 48, 49 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2 subsidiair:medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. H. Skalonjic en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J.M. van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 juni 2024.
Mrs. Skalonjic, Mullers en Van de Vrede zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
feit 1 primair
hij in of omstreeks de periode van 4 december 2019 tot en met 8 december 2021 te [plaats] , gemeente Moerdijk, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [woonadres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 182 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
feit 1 subsidiair
één of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 4 december 2019 tot en met 8 december 2021 te [plaats] , gemeente Moerdijk, in elk geval in Nederland,
met elkaar, althans één van hen,
(telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [woonadres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 182 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 4 december 2019 tot en met 8 december 2021 te [plaats] , gemeente Moerdijk, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt en/of het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
feit 2 primair
hij in of omstreeks de periode van 4 december 2019 tot en met 8 december 2021 te [plaats] , gemeente Moerdijk, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een grote hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Enexis Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 2 subsidiair
één of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 4 december 2019 tot en met 8 december 2021 te [plaats] , gemeente Moerdijk, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een grote hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Enexis Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 4 december 2019 tot en met 8 december 2021 te [plaats] , gemeente Moerdijk, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door het pand alwaar zich voornoemd elektriciteitsnetwerk bevond voor de teelt en/of het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.