ECLI:NL:RBZWB:2024:4260

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
24/3924
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrond beroep wegens niet tijdig beslissen op WOO-verzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juni 2024, wordt het beroep van eisers beoordeeld, die stellen dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag van 19 oktober 2023. De rechtbank oordeelt dat het college de wettelijke beslistermijn heeft overschreden. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een bestuursorgaan binnen vier weken na de aanvraag beslissen, wat in dit geval betekent dat het college uiterlijk op 17 november 2023 had moeten beslissen. Het college heeft echter pas op 18 november 2023 een verdagingsbericht gestuurd, wat te laat is. Eisers hebben het college op 21 maart 2024 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen nieuw besluit genomen.

De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is en dat het college alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt het college een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het college het griffierecht van € 371,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eisers vergoeden. De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank benadrukt dat er geen aanleiding is voor een langere beslistermijn, aangezien de termijn al ruimschoots is overschreden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3924

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2024 in de zaak tussen

[eisers] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. W.P.N. Remie),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen

(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eisers hebben ingesteld omdat het college volgens hen niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 19 oktober 2023.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Eisers hebben de aanvraag ingediend op 19 oktober 2023. Het college moet binnen 4 weken beslissen op de aanvraag. [2] Het college had dus uiterlijk op 17 november 2023 moeten beslissen. Het collegeheeft een verdagingsbericht gestuurd op 18 november 2023. Dat is te laat, omdat dit binnen de termijn moet worden gedaan. De termijn waarbinnen het college moet beslissen is inmiddels voorbij. Eisers hebben het college op 21 maart 2024 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan het college worden opgelegd?
4. Omdat het college nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
Het college heeft gevraagd om een langere termijn, maar de rechtbank ziet hier geen reden voor, omdat de termijn al ruimschoots is overschreden.
Welke dwangsom wordt aan het college opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het college. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
5.1.
Er bestaat geen aanleiding tot het vaststellen van een dwangsom wegens niet tijdig beslissen op grond van paragraaf 4.1.3.2. van de Awb, omdat deze paragraaf niet van toepassing is op verzoeken op grond van de Woo. [3]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen, het college de onder 4. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het college de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding voor hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het college op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat het college aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eisers;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 371,- aan eisers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van
mr.M.A. Jonkers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 4.4., eerste lid ,van de Wet open overheid (Woo).
3.Dit staat in artikel 8.2. van de Woo.