ECLI:NL:RBZWB:2024:4243
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen onbevoegdheid van de rechtbank inzake zorgverlening en mensenrechten
Op 18 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van opposanten tegen een eerdere uitspraak van 22 december 2023. De opposanten, die zich verzetten tegen de beslissing van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd om geen nader onderzoek te doen naar de zorgverlening van hun overleden moeder, hebben hun verzet op 7 mei 2024 ter zitting behandeld. De rechtbank had zich eerder onbevoegd verklaard om het beroep van de opposanten te behandelen, omdat de mededeling van de Inspectie geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de mededeling niet gericht was op rechtsgevolg, maar slechts een weigering om een feitelijke handeling te verrichten.
In de verzetzaak beoordeelt de rechtbank of de eerdere uitspraak terecht was. De opposanten voeren aan dat de uitspraak in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dat er ernstige twijfels zijn over het handelen van de zorginstelling. Ze hebben procedures gestart bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en willen dat de rechtbank en de Raad van State (RvS) uitvoering geven aan een reflectierapport naar aanleiding van de Toeslagenaffaire.
De verzetrechter concludeert dat de bestuursrechter bevoegd is om te oordelen over besluiten van bestuursorganen, maar dat de brief van de Inspectie geen besluit is. De rechtbank blijft bij haar eerdere oordeel en verklaart het verzet ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.