In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De aanvraag werd afgewezen bij primair besluit van 28 maart 2023, en het bestreden besluit van 7 juli 2023 handhaafde deze afwijzing. Eiseres had aangevoerd dat zij in haar jeugd door haar moeder was mishandeld en bedreigd met geweld, maar het Schadefonds oordeelde dat de aanvraag buiten de wettelijke termijn van tien jaar was ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. In het bestreden besluit werd echter erkend dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, maar dat eiseres de feiten onvoldoende had onderbouwd.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2023 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigde van het Schadefonds aanwezig waren. Na de zitting heeft de rechtbank een combinatie van een burgerlus en een bestuurlijke lus toegepast, waarbij eiseres werd opgedragen om nadere informatie op te vragen bij haar behandelend medici. Eiseres heeft deze informatie tijdig aangeleverd, waarna het Schadefonds zijn standpunt heeft herzien en een uitkering van € 5.000,- passend achtte.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat het Schadefonds zijn eerdere standpunt heeft verlaten en de aanvraag nu voldoende is onderbouwd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat het Schadefonds de uitkering aan eiseres moet betalen. Tevens moet het Schadefonds het griffierecht aan eiseres vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 20 juni 2024.