Op 20 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. A. van Tol-Macharoblishvili, en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had beroep ingesteld omdat zij van mening was dat de Belastingdienst niet tijdig had beslist op haar verzoek om herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag, ingediend op 10 juni 2021. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat de Belastingdienst op 22 januari 2024 al had beslist op het bezwaar van eiseres. Eiseres had op 5 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen, maar de rechtbank stelde vast dat er op dat moment al een besluit was genomen, waardoor er geen sprake was van niet tijdig beslissen. De rechtbank concludeerde dat het beroepschrift niet voldeed aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.