ECLI:NL:RBZWB:2024:4204

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
12-015089-00
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van een verstandelijk beperkte man met een persoonlijkheidsstoornis

Op 19 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1963, die momenteel verblijft in een TBS-kliniek. De rechtbank heeft de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd, na een vordering van de officier van justitie. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om de verlenging te beperken tot één jaar, gezien de tijd die nodig is voor een mogelijke plaatsing in de Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg (LFPZ). De betrokkene heeft een verstandelijke beperking en een persoonlijkheidsstoornis, en er zijn ernstige twijfels over zijn mogelijkheden voor resocialisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs eist, en dat het recidivegevaar nog steeds aanwezig is. De rechtbank heeft begrip voor de bezwaren van de betrokkene tegen de LFPZ-plaatsing, maar concludeert dat er momenteel geen alternatieven zijn. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de adviezen van de tbs-instelling en de procesgang, waarbij ook de standpunten van de officier van justitie en de verdediging zijn meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 12-015089-00
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 19 juni 2022
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963
thans verblijvende in de TBS-kliniek [FPC] .
[betrokkene] wordt hierna aangeduid als betrokkene.

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- het arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 16 oktober 2001;
- de vordering van de officier van justitie binnengekomen bij de rechtbank op 8 mei 2024 die strekt tot verlenging van de tbs met twee jaar;
- het rapport van [FPC] van 26 april 2024, waarin het advies van de instelling is vermeld;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene.

2.De procesgang

Bij arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 16 oktober 2001 is betrokkene, wegens overtreding van de artikelen 242, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf en tbs met verpleging van overheidswege. De rechtbank constateert dat het hier gaat om misdrijven als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs is op 7 juni 2003 aangevangen en laatstelijk bij beslissing van 13 juni 2022 verlengd voor de termijn van twee jaar.
De vordering tot verlenging van de officier van justitie is door deze rechtbank behandeld ter zitting van 5 juni 2024. Ter zitting is de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, gehoord. Verder is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A.I. Witlox, advocaat te Amsterdam.
Ook is de deskundige drs. [naam] , hoofd behandeling bij [FPC] , gehoord.

3.Het advies van de tbs-instelling

De tbs-instelling heeft geadviseerd de tbs te verlengen met twee jaar en daartoe het volgende – samengevat en zakelijk weergegeven – naar voren gebracht.
Betrokkene is een verstandelijk beperkte man met een persoonlijkheidsstoornis die vooral door antisociale en, in iets mindere mate, door narcistische kenmerken bepaald wordt. Daarnaast is er sprake van een stoornis in het gebruik van diverse middelen, nu in remissie in een gestructureerde omgeving.
Tijdens de zorgconferentie op 1 juni 2021 is besloten om betrokkene voor de longcare aan te melden. Betrokkene is daarna aangemeld bij de Longcare-afdeling van [kliniek 1] en vervolgens de [kliniek 2] . Voor beide is betrokkene echter afgewezen. Bij de afwijzing van [kliniek 1] (15 juni 2021) is gesteld dat betrokkene zich nauwelijks ontwikkeld heeft op belangrijke gebieden en samenwerken nog altijd zeer moeilijk is, waardoor eventuele terugvallen of ongewenst gedrag niet goed met hem besproken kunnen worden Daarnaast worden geen wonderen verwacht van medicatie. De reden van afwijzing door de [kliniek 2] (17 februari 2023) was dat zowel vanuit het dossier van betrokkene, als vanuit het intakegesprek, ernstige twijfels zijn ontstaan over de haalbaarheid van de plaatsing van betrokkene op de Longcare-afdeling. Door het wisselende beeld dat hij tijdens het intakegesprek liet zien, zijn ernstige twijfels ontstaan over de mate van samenwerking en openheid van betrokkene. Zij achten het beschermings- en beveiligingsniveau van de Longcare voor betrokkene ontoereikend.
In overleg met het ministerie heeft de kliniek alternatieve mogelijkheden onderzocht. De kliniek concludeert dat het inzetten van een nieuwe behandelpoging binnen een longcare voorziening een groot risico op herhaling van zetten in zich heeft, en daarmee gepaard een hoog recidiverisico wanneer vrijheden worden opgebouwd.
Gezien de afwijzingen voor een Longcare-plaatsing en daarnaast het noodzakelijke verblijf binnen een instelling met een hoog beveiligingsniveau worden er geen mogelijkheden voor een verantwoorde resocialisatie voor betrokkene gezien, waardoor een plaatsing binnen de Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg (hierna LFPZ) overblijft. De kliniek verwacht dat de tijd die het zal kosten om betrokkene te plaatsen binnen de LFPZ langer is dan één jaar. De aanvraag is in april 2024 verzonden.
Met betrekking tot het recidivegevaar heeft de instelling aangegeven dat wanneer het kader van de tbs-maatregel zou komen te vervallen, het risico van terugval in seksueel gewelddadig gedrag ingeschat wordt als laag tot matig en het risico op andersoortig gewelddadig gedrag als hoog. De verwachting is dat betrokkene zich niet staande zal kunnen houden in de maatschappij en zal terugvallen in middelengebruik en (al dan niet
seksueel) gewelddadig gedrag. Daarbij kan betrokkene zich niet zelfstandig aan voorwaarden houden en heeft hij meermaals laten zien zonder een strak kader voorwaarden te schenden.
Ter zitting heeft de deskundige [naam] daaraan nog het volgende toegevoegd. Betrokkene had begeleid verlof, maar dit is in november 2023 stop gezet. Het begeleid verlof vond plaats op het terrein van de instelling. Op zich waren er geen incidenten tijdens het begeleid verlof, maar er moesten veel afspraken gemaakt worden om naar buiten te kunnen. Het bleek dat de samenwerking rondom het begeleid verlof steeds ingewikkelder en lastiger werd, wat uiteindelijk heeft geleid tot het stopzetten van het begeleid verlof.
Ten aanzien van de aanvraag met betrekking tot een LFPZ-plaatsing kan er van uitgegaan worden dat het normaal gesproken enkele maanden duurt voordat de commissie bij elkaar komt. Dan moet er nog consensus zijn over een plek voor betrokkene. Vervolgens moet er gewacht worden tot er een plaats is. De wachtlijsten zijn lang.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de tbs met twee jaar te verlengen gebleven. Er is nog steeds sprake van een behoorlijke problematiek bij betrokkene. Op dit moment moet de conclusie zijn dat een LFPZ plaatsing het beste is voor betrokkene. Hij voldoet nog aan alle criteria voor een verlenging van de tbs-maatregel. Gelet op de tijd die nodig is voordat betrokkene uiteindelijk geplaatst kan worden, is een verlenging van één jaar niet op zijn plaats.

5.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij zich niet kan vinden in een plaatsing binnen een LFPZ setting. Hij is van mening dat eerst onderzocht moet worden of hij bij andere longcare afdelingen geplaatst zou kunnen worden. Hij is verder van mening dat de samenwerking met [FPC] moeizaam verloopt. Het liefst wil hij naar een andere instelling.
De verdediging heeft betoogd dat er wantrouwen is ontstaan tussen betrokkene en de instelling. Dit blijkt ook uit het stopzetten van de begeleide verloven. Die verliepen best goed, maar door een ingewikkelde communicatie wordt hij afgestraft. De verdediging is van mening dat er geen reden is om de begeleide verloven niet te hervatten. Een longcare afdeling zou een goede plek zijn voor betrokkene, maar dat blijkt volgens de instelling niet te kunnen. Een LFPZ plaatsing is echter een brug te ver. Gelet op de problematiek van betrokkene is weliswaar een verlenging van de tbs-maatregel aan de orde, maar die zou beperkt moeten worden tot één jaar. Dit om betrokkene het idee geven dat hij gehoord wordt. Bovendien kan er dan een vinger aan de pols gehouden worden voor wat betreft de voortgang van het LFPZ-plaatsingstraject.

6.Het oordeel van de rechtbank

De tbs kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs eist. Het recidivegevaar moet nog aanwezig zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Gelet op de inhoud van het advies van de instelling wordt nog steeds voldaan aan dit wettelijke criterium.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege moet worden verlengd. De vraag is of dit met één jaar of met twee jaar zou moeten zijn.
Op grond van het rapport van de instelling en hetgeen ter zitting is besproken, stelt de rechtbank vast dat geprobeerd is om voor betrokkene een plek te vinden op een longcare-afdeling van twee instellingen. Helaas hebben beide instellingen betrokkene afgewezen. Enerzijds met het argument dat betrokkene zich nauwelijks ontwikkeld heeft op belangrijke gebieden en samenwerken nog altijd zeer moeilijk is, waardoor eventuele terugvallen of ongewenst gedrag niet met hem besproken kunnen worden. Anderzijds wordt het beschermings- en beveiligingsniveau van de Longcare voor betrokkene ontoereikend geacht.
Daarom is er nu een LFPZ plaatsing aangevraagd. De rechtbank heeft er begrip voor dat betrokkene het hier niet mee eens is, maar tegelijkertijd moet zij vaststellen dat er op dit moment geen alternatieven zijn voor betrokkene. Het traject richting een LFPZ plaatsing zal de nodige tijd vergen. De rechtbank ziet om die reden geen aanleiding om de verlenging van de tbs-maatregel te beperken tot één jaar.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, zal de rechtbank de tbs met verpleging van overheidswege van betrokkene verlengen met twee jaar.

7.De beslissing.

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van betrokkene met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. van de Wetering, voorzitter, mr. D.L.J. Martens en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.R. Tafazzul en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 juni 2024.
Mr. D.L.J. Martens is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.