ECLI:NL:RBZWB:2024:4201
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de aanslag rioolheffing door de rechtbank
Op 14 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Goes. De rechtbank beoordeelt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die de WOZ-waarde van de woning van de belanghebbende op 1 januari 2021 heeft vastgesteld op € 151.000. Deze waardevaststelling heeft geleid tot een aanslag voor de rioolheffing gebruiker voor het jaar 2022. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 3 mei 2024 behandeld, waarbij de belanghebbende niet aanwezig was, ondanks dat zij op de hoogte was gesteld van de zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning van de belanghebbende een hoekwoning is, gebouwd in 1932, met een gebruiksoppervlakte van 70 m2 en een perceel van 185 m2. De heffingsambtenaar heeft een waarderapport overgelegd, waarin de WOZ-waarde is onderbouwd met gegevens van vergelijkbare woningen. De rechtbank concludeert dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen. De rechtbank verwerpt ook het beroep van de belanghebbende op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen toezegging is gedaan door de heffingsambtenaar dat de verlaagde WOZ-waarde voor eerdere jaren ook voor de toekomst zou gelden.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de WOZ-waarde van € 151.000 en de aanslag rioolheffing niet te hoog zijn vastgesteld. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten ontvangt.