ECLI:NL:RBZWB:2024:4195
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in het kader van belastingrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juni 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning van de belanghebbende vastgesteld op € 700.000, na een eerdere waardevaststelling van € 738.000. De belanghebbende is van mening dat de waarde van zijn woning maximaal € 595.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft de zaak op 3 mei 2024 behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar, mr. [naam 2].
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning heeft bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de verkoopopbrengsten van vergelijkbare woningen zijn gebruikt. De rechtbank concludeert dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende, ondanks enkele verschillen in dakbedekking. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met de bitumineuze dakbedekking van de woning, maar dat dit niet leidt tot een lagere WOZ-waarde dan de vastgestelde waarde van € 700.000.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ontvangt geen vergoeding voor proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.