ECLI:NL:RBZWB:2024:4194

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
24/4102
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake rijvaardigheidsonderzoek en schorsing rijbewijs

Op 19 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster. Het verzoek had betrekking op het opleggen van een rijvaardigheidsonderzoek en de schorsing van haar rijbewijs. Tijdens de zitting waren de verzoekster, haar gemachtigde mr. L.P. Kabel, en de gemachtigde van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), mr. J.J. Kwant, aanwezig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek onmiddellijk na de zitting behandeld en uitspraak gedaan.

In de overwegingen van de uitspraak werd benadrukt dat de procedure voor een voorlopige voorziening bedoeld is om, hangende de beroepsprocedure, een tijdelijke maatregel te treffen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van onverwijlde spoed, wat een vereiste is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoekster had aangevoerd dat haar werkzaamheden voor haar juridisch adviesbureau in gevaar kwamen door de schorsing van haar rijbewijs, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de inkomsten uit deze werkzaamheden niet noodzakelijk waren voor haar levensonderhoud, aangezien zij ook AOW en pensioen ontving.

Daarnaast werd vastgesteld dat de verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat zij haar werkzaamheden niet kon voortzetten zonder rijbewijs, en dat er alternatieven beschikbaar waren voor haar mobiliteit. De voorzieningenrechter concludeerde dat de omstandigheid dat de verzoekster niet zelf naar haar kinderen kon rijden, hoewel verdrietig, geen spoedeisend belang opleverde. Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. I.M. Josten, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4102 WVW
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 juni 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. L.P. Kabel),
en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR

(gemachtigde: mr. J.J. Kwant).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster inzake het opleggen van een rijvaardigheidsonderzoek en de daarmee samenhangende schorsing van haar rijbewijs.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van het CBR.
1.2.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

2. Het gaat in deze zaak om een verzoek om voorlopige voorziening. Deze procedure is bedoeld om hangende de beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen dat vereist. [1] Van onverwijlde spoed is sprake als een onomkeerbare situatie dreigt en de beroepsprocedure niet kan worden afgewacht.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door verzoekster aangedragen omstandigheden geen spoedeisend belang opleveren.
3.1.
Verzoekster heeft gewezen op haar werkzaamheden voor haar juridisch adviesbureau. Gebleken is dat de inkomsten daarvan niet nodig zijn om te kunnen voorzien in haar levensonderhoud nu verzoekster ook AOW en pensioen ontvangt.
3.2.
Verder heeft verzoekster niet aannemelijk gemaakt dat zij de werkzaamheden voor haar juridisch adviesbureau, voor de geschillencommissie, het expertteam, [bedrijf 1] en de [bedrijf 2] niet na kan komen zonder zelf te beschikken over een rijbewijs. Daarbij is van belang dat niet is gebleken dat het voor haar onmogelijk is om gebruik te maken van alternatieven zoals bijvoorbeeld meerijden, internet en de telefoon. Ook is niet gebleken dat het gaat om dagelijkse activiteiten.
3.3.
De omstandigheid dat verzoekster niet zelf naar haar kinderen kan rijden – omdat zij geen rijbewijs heeft – is verdrietig maar levert ook geen spoedeisend belang in vorenbedoelde zin op.
4. De voorzieningenrechter zal het verzoek afwijzen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2024 door mr. I.M. Josten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.