Op 18 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die beschuldigd werd van het verwerven en in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 4 juni 2024, waarbij de officier van justitie, mr. drs. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte had op zijn laptop 40 kinderpornografische foto's en één filmpje aangetroffen, die hij volgens de rechtbank opzettelijk in bezit had. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van deze afbeeldingen en dat een vriend mogelijk verantwoordelijk was. De rechtbank verwierp dit verweer en concludeerde dat de verdachte zich bewust was van de afbeeldingen op zijn laptop.
De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het verwerven en in bezit hebben van kinderporno. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van het delict, de leeftijd van de verdachte, en het feit dat hij een blanco strafblad had. De officier van justitie had een werkstraf van 60 uur en 31 dagen jeugddetentie geëist, waarvan 30 dagen voorwaardelijk. De rechtbank legde uiteindelijk 1 dag jeugddetentie op en een werkstraf van 60 uur, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie bij niet-naleving. De rechtbank verklaarde ook dat het in beslag genomen voorwerp, een Macbook, verbeurd werd verklaard.