4.1.De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. In artikel 9, eerste lid, onder b, van de Participatiewet is onder meer bepaald dat de belanghebbende vanaf de dag van melding verplicht is gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Op grond van artikel 18, vierde lid, aanhef en onder h, van de Participatiewet legt het college in ieder geval een maatregel op overeenkomstig het vijfde, zesde, zevende of achtste lid, in het geval dat belanghebbende een van de verplichtingen die zijn vermeld in het vierde lid niet nakomt. In artikel 18, negende lid, van de Participatiewet staat dat het college afziet van het opleggen van een maatregel, indien elke vorm van verwijtbaarheid bij belanghebbende ontbreekt.
Verdeling van de bewijslast
6. Het opleggen van een maatregel is een voor de betrokkene belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor het opleggen van een maatregel is voldaan in beginsel op de bijstandverlenende instantie. Dit betekent dat de bijstandverlenende instantie de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen. De bewijslast van feiten en omstandigheden die het oordeel kunnen dragen dat de eiseres geen enkel verwijt treft, rust op eiseres. Dit vloeit voort uit het uitzonderingskarakter van artikel 18, negende lid, van de Participatiewet.
Nakomen van de verplichting
7. Eiseres stelt dat haar e-mail van 20 februari 2023 niet gezien moet worden als een eenzijdige beëindiging van het stagetraject, maar vooral als een uiting van haar twijfels over het verloop van de stage.