ECLI:NL:RBZWB:2024:4146

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
BRE 23-2817
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juni 2024, wordt het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker had zijn beroep ingetrokken tegen het besluit van het college van 6 april 2023, nadat het college op 7 maart 2024 het primaire besluit van 18 februari 2021 had ingetrokken, waarbij een omgevingsvergunning was verleend voor het kappen van een boom. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het college heeft hierop niet gereageerd.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Volgens de wet kan de bestuursrechter een bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval is het college tegemoetgekomen aan verzoeker door het primaire besluit in te trekken. Echter, de rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat het griffierecht niet onder de proceskosten valt die voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Desondanks is het college op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De rechtbank gaat ervan uit dat het college na deze uitspraak daadwerkelijk overgaat tot vergoeding van het griffierecht aan verzoeker. De beslissing van de rechtbank is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2817

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van het college van 6 april 2023. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat het college op 7 maart 2024 het primaire besluit van 18 februari 2021, waarbij het college een omgevingsvergunning heeft verleend voor het kappen van een boom aan de [straat 1] / [straat 2] ter hoogte van de woningen [straat 2] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] te [plaats] , heeft ingetrokken.
1.1.
De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het college heeft hierop niet gereageerd.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het college geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 15 mei 2024 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van verzoeker ongegrond is verklaard. Het college heeft op 7 maart 2024 het primaire besluit van 18 februari 2021 ingetrokken. Hiermee is het college tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
5. Hoewel het college tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het griffierecht valt namelijk niet onder proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
6. Het college is evenwel op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb van rechtswege verplicht het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. Omdat dit uit de wet volgt, is er geen noodzaak om te beslissen dat het college het griffierecht aan verzoeker moet betalen. De rechtbank gaat ervan uit dat het college na onderhavige uitspraak daadwerkelijk overgaat tot vergoeding van het griffierecht aan verzoeker.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van G.A. Klop , griffier, op 24 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).