ECLI:NL:RBZWB:2024:4143

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
C/02?414565 / JE RK 23-1760
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een deskundige in het kader van een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 29 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de benoeming van een deskundige in het kader van een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2013. De rechtbank had eerder op 30 april 2024 de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd en het voornemen geuit om een deskundige te benoemen. In deze beschikking zijn de reacties van de moeder, de vader en de gecertificeerde instelling (GI) op de voorgestelde onderzoeksvragen besproken. De rechtbank heeft de deskundige mr. drs. [naam] benoemd en haar opdracht gegeven om onderzoek te verrichten naar de situatie van de minderjarige en de mogelijkheden voor terugplaatsing bij de ouders of een derde verblijfsplek. De deskundige moet ook advies geven over de zorg- en contactregeling tussen de minderjarige en zijn ouders. De kosten van het deskundigenonderzoek worden ten laste van de Rijkskas gebracht. De rechtbank heeft partijen erop gewezen dat zij wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek van de deskundige. De deskundige moet haar rapport uiterlijk op 10 september 2024 indienen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer: C/02/414565 / JE RK 23-1760
Datum uitspraak: 29 mei 2024
Nadere beschikking van de meervoudige kamer over de benoeming van een deskundige
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.M.M. Minkels te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. T. Möller te Tilburg,
[de bijzondere curator],
kantoorhoudende te [plaats] ,
in haar hoedanigheid als bijzondere curator over [minderjarige] ,
hierna te noemen de bijzondere curator.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van deze rechtbank van 30 april 2024 en alle daarin genoemde stukken;
- de brief van mr. Minkels van 6 mei 2024;
- de brief van de GI van 14 mei 2024;
- het e-mailbericht van de GI van 21 mei 2024;
- de brief van mr. Möller van 21 mei 2024.

2.De feiten

2.1
Laatstelijk, bij beschikking van 30 april 2024, heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd met ingang van 2 mei 2024 tot 2 oktober 2024. Tevens heeft de rechtbank haar voornemen bekend gemaakt om een deskundige te benoemen. De behandeling van het resterende deel van het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] is aangehouden tot 27 augustus 2024 pro forma, in afwachting van het deskundigenbericht en het bericht van de GI over de stand van zaken, waarna een nieuwe mondelinge behandeling zal worden bepaald. De beslissing ten aanzien van het benoemen van een deskundige is aangehouden tot 29 mei 2024 pro forma, in afwachting van de reactie van de moeder, de vader en de GI op de voorgestelde onderzoeksvragen. Daarbij is bepaald dat de moeder, de vader en de GI binnen twee weken dienen te reageren.

3.De nadere beoordeling

3.1
In voormelde beschikking van 30 april 2024 heeft de rechtbank een voorstel gedaan voor de aan de deskundige voor te leggen vragen, te weten:
1) Is een volledige terugplaatsing van [minderjarige] bij de vader of de moeder in het belang van [minderjarige] ?
2) Zo ja, wat dient hierbij als uitgangspunt te gelden?
a. a) [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf volledig bij de vader of de moeder, en er is een zorg- en contactregeling met de andere ouder;
b) [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de vader of de moeder, maar verblijft tevens bij de andere ouder én op een derde verblijfsplek.
3) Zo nee, is een plaatsing van [minderjarige] op een derde verblijfsplek waarbij deze plek als hoofdverblijf heeft te gelden, naast een contactregeling met zijn beide ouders, in het belang van [minderjarige] ? Daarbij wijst de rechtbank op het advies van Sterk Huis zoals door haar gegeven in de brief van 14 maart 2023 (opgenomen als bijlage bij de brief van de vader van 7 maart 2024, productie 2)
4) Aan wat voor soort derde verblijfsplek denkt de deskundige?
Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat zodra zij een naam heeft van de te benoemen deskundige, partijen hierover nader geïnformeerd zullen worden zodat zij hierop nog kunnen reageren.
Reactie partijen
3.2
De moeder, de vader en de GI hebben schriftelijk gereageerd op de door de rechtbank geformuleerde onderzoeksvragen in de beschikking van 30 april 2024.
De advocaat van de moeder heeft de rechtbank bij brief van 6 mei 2024 bericht dat de moeder het eens is met de geformuleerde onderzoeksvragen in de beschikking van 30 april 2024. Daarnaast zijn namens de moeder drie aanvullende onderzoeksvragen voorgelegd. De advocaat van de vader heeft aangegeven akkoord te zijn met de door de rechtbank geformuleerde onderzoeksvragen. De GI heeft bij brief van 14 mei 2024 aan de rechtbank te kennen gegeven akkoord te zijn met de door de rechtbank geformuleerde onderzoeksvragen. Daarnaast heeft de GI één aanvullende onderzoeksvraag voorgelegd.
3.3
De griffier heeft nog telefonisch contact opgenomen met de advocaten van beide ouders en de GI om hen de naam van de deskundige door te geven die de rechtbank voornemens is te benoemen, te weten mr. drs. [naam], alsook voor een eventuele reactie hierop. De griffier is telefonisch in contact gekomen met de advocaat van de moeder en de GI, maar niet met de advocaat van de vader ondanks meerdere pogingen. De GI heeft bij e-mailbericht van 21 mei 2024 schriftelijk aan de rechtbank te kennen gegeven dat zij kan instemmen met de benoeming van mr. drs. [naam] als deskundige.
Benoeming deskundige
3.4
De moeder en de GI hebben naast de in de beschikking van 30 april 2024 door de rechtbank geformuleerde onderzoeksvragen, aanvullende onderzoeksvragen voorgesteld. Zowel de moeder als de GI hebben geopperd om aan de deskundige ook de vraag voor te leggen wat voor [minderjarige] een passende zorg- en contactregeling tussen hem en zijn ouders zou zijn. De rechtbank ziet het belang in van deze vraag, en zal deze vraag dan ook overnemen. Daarnaast is door de moeder voorgesteld om de deskundige te laten adviseren over nader in te zetten hulpverlening voor [minderjarige] en/of de ouders alsook het verrichten van een persoonlijkheidsonderzoek. Naar het oordeel van de rechtbank valt dit te ver buiten de te beantwoorden rechtsvraag, zodat de twee vragen die de moeder hierover heeft geformuleerd niet door de rechtbank worden overgenomen.
3.6
Het deskundigenbureau van de rechtbank heeft mevrouw mr. drs. [naam] bereid gevonden om onderzoek te verrichten. Niet is gebleken van bezwaren van (een van de) partijen tegen haar benoeming. De deskundige heeft aangegeven half september 2024 het onderzoeksverslag bij de rechtbank te kunnen indienen.
3.7
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank mr. drs. [naam] tot deskundige benoemen en deze gelasten onderzoek te doen en daarbij de volgende vragen te beantwoorden:
1) Is een volledige terugplaatsing van [minderjarige] bij de vader of de moeder in het belang van [minderjarige] ?
2) Zo ja, wat dient hierbij als uitgangspunt te gelden?
a. a) [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf volledig bij de vader of de moeder, en er is een zorg- en contactregeling met de andere ouder;
b) [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de vader of de moeder, maar verblijft tevens bij de andere ouder én op een derde verblijfsplek.
3) Zo nee, is een plaatsing van [minderjarige] op een derde verblijfsplek waarbij deze plek als hoofdverblijf heeft te gelden, naast een contactregeling met zijn beide ouders, in het belang van [minderjarige] ? Daarbij wijst de rechtbank op het advies van Sterk Huis zoals door haar gegeven in de brief van 14 maart 2023 (opgenomen als bijlage bij de brief van de vader van 7 maart 2024, productie 2)
4) Aan wat voor soort derde verblijfplek denkt de deskundige?
5) Welke zorg- en contactregeling tussen [minderjarige] en de ouders dan wel tussen [minderjarige] en de moeder en/of de vader, afhankelijk van de beantwoording van bovenvermelde vragen, wordt als meest passend geacht?
3.8
Aan het deskundigenbericht zijn kosten verbonden. Het benodigde voorschot voor het honorarium van de deskundige wordt door de deskundige begroot op € 10.425,00 exclusief BTW. De volledige kosten van het onderzoek zullen ten laste komen van ’s Rijks kas.
3.9
Nu de rechtbank door middel van deze beschikking een deskundige zal benoemen, wijst zij partijen erop dat zij wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek van de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken, als in het dictum van deze beschikking omschreven. Wordt aan een van de verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht.
3.1
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1
gelast een deskundigenonderzoek en formuleert de navolgende vraagpunten:
1) Is een volledige terugplaatsing van [minderjarige] bij de vader of de moeder in het belang van [minderjarige] ?
2) Zo ja, wat dient hierbij als uitgangspunt te gelden?
a. a) [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf volledig bij de vader of de moeder, en er is een zorg- en contactregeling met de andere ouder;
b) [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de vader of de moeder, maar verblijft tevens bij de andere ouder én op een derde verblijfsplek.
3) Zo nee, is een plaatsing van [minderjarige] op een derde verblijfsplek waarbij deze plek als hoofdverblijf heeft te gelden, naast een contactregeling met zijn beide ouders, in het belang van [minderjarige] ? Daarbij wijst de rechtbank op het advies van Sterk Huis zoals door haar gegeven in de brief van 14 maart 2023 (opgenomen als bijlage bij de brief van de vader van 7 maart 2024, productie 2)
4) Aan wat voor soort derde verblijfplek denkt de deskundige?
5) Welke zorg- en contactregeling tussen [minderjarige] en de ouders dan wel tussen [minderjarige] en de moeder en/of de vader, afhankelijk van de beantwoording van bovenvermelde vragen, wordt als meest passend geacht?
4.2
benoemt tot deskundige mr. drs. [naam], [adres], ([adres])
4.3
bepaalt dat de kosten van het deskundigenonderzoek, beraamd op € 10.425,00 (zegge: tienduizendvierhonderdenvijfentwintig euro) exclusief BTW ten laste komt van ’s Rijks kas;
4.4
draagt de deskundige op om uiterlijk 10 september 2024
PRO FORMAhaar deskundigenrapport ter griffie van de rechtbank in te dienen, ondertekend en in drievoud, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
4.5
wijst de deskundige er op dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl);
- uit het deskundigen rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
- de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan de GI en de advocaten van beide ouders moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden;
4.6
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek;
4.7
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking alsmede de onderliggende processtukken aan de deskundige zal toezenden;
4.8
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024 door
mr. Hamburger, voorzitter, mr. Jansen en mr. Hendriks, allen kinderrechters, in aanwezigheid van mr. Snatersen als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.