In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van 17 februari 2023, waarbij een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete zijn opgelegd. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag van € 2.358 opgelegd voor het tijdvak van 24 september 2021 tot en met 23 september 2022, en een gelijktijdige verzuimboete van hetzelfde bedrag. De rechtbank heeft het beroep op 3 mei 2024 behandeld, waarbij belanghebbende en vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat de auto van belanghebbende niet voldeed aan de fiscale inrichtingseisen voor een bestelauto. Tijdens een controle op 22 juli 2022 werd vastgesteld dat de laadruimte niet van de bestuurderszitplaats was afgescheiden door een vaste wand, en dat er zitplaatsen en een zijruit aanwezig waren in de laadruimte. Hierdoor werd de auto fiscaal aangemerkt als een personenauto, wat leidde tot de naheffingsaanslag.
De rechtbank heeft de verzuimboete wel verminderd tot € 1.179, omdat de inspecteur deze ambtshalve had verlaagd na wijziging van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingrecht. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, omdat het heeft geleid tot een vermindering van de boete. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking en de inspecteur opgedragen het griffierecht te vergoeden.