ECLI:NL:RBZWB:2024:4105

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
RK 24-000438
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding voor kosten van rechtsbijstand ex artikel 530 Sv na sepot van strafzaak

Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.B.O. van Soest, met het verzoek om een vergoeding van kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 952,88, plus een forfaitaire vergoeding van € 340,00 voor de indiening van het verzoekschrift. De zaak was geseponeerd op 7 november 2023, en de verzoeker had kosten gemaakt voor rechtsbijstand in het kader van deze strafzaak.

De officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals, heeft in een schriftelijke reactie aangegeven dat het verzoek gedeeltelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van € 862,13, omdat kosten die zijn gemaakt na de sepotdatum in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking komen. Echter, in raadkamer heeft de officier van justitie zijn standpunt gewijzigd en aangegeven dat het verzoek in zijn geheel kan worden toegewezen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de kosten van rechtsbijstand voldoende onderbouwd zijn en dat de verzoeker recht heeft op de gevraagde vergoeding.

De rechtbank heeft besloten om het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe te wijzen tot een totaalbedrag van € 1.292,88, bestaande uit € 952,88 voor de kosten van rechtsbijstand en € 340,00 voor de kosten van de indiening van het verzoekschrift. Deze beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. M. van Grinsven, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: /
rk-nummer: 24-000438
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 4 januari 0224, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. W.B.O. van Soest, Mathenesserdijk 410C te 3026 GV Rotterdam.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 952,88, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
 de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 30 april 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij is de officier van justitie mr. M.E.W.G. Stals gehoord.
Verzoeker en mr. W.B.O. van Soest zijn behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Standpunt verzoeker:
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak tegen hem is geseponeerd. Verzoeker heeft in het kader van de strafzaak kosten voor rechtsbijstand gemaakt. Verzocht wordt dan ook een vergoeding toe te kennen ter hoogte van € 952,88, te vermeerderen met de forfaitaire kosten voor de indiening van het verzoekschrift.
Standpunt officier van justitie:
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het verzoek gedeeltelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van 862,13 euro. Op 17, 18 en 20 november 2024 zijn werkzaamheden verricht, terwijl het de advocaat reeds op 7 november 2023 duidelijk was, althans had kunnen zijn, dat de zaak geseponeerd was. In beginsel komen kosten die zijn gemaakt nadat de zaak is geseponeerd, niet voor vergoeding in aanmerking. De officier van justitie acht het echter redelijk en billijk om in totaal 0,5 uur aan gedeclareerde werkzaamheden na de sepotdatum te vergoeden. Tot slot kan de forfaitaire vergoeding worden toegewezen.
In raadkamer heeft de officier van justitie zich, in afwijking van de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie, op het standpunt gesteld dat het verzoek in zijn geheel kan worden toegewezen. De sepotbeslissing dateert van 7 november 2023. Op 17 november 2023 is de advocaat door het Openbaar Ministerie per e-mail in kennis gesteld van de sepotbeslissing. Gelet daarop is niet meer dan 0,5 uur na ontvangst van de sepotbrief gedeclareerd.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 952,88is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. In raadkamer is gebleken dat de sepotbrief niet eerder dan 17 november 2024 door de advocaat is ontvangen, waardoor er niet meer dan 0,5 uur aan werkzaamheden na ontvangst van de sepotbrief zijn gedeclareerd. De rechtbank zal het verzochte bedrag dan ook toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.292,88, bestaande uit:
- € 952,88 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.292,88zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Van Soest & Brahm Advocaten BV, onder vermelding van “ [kenmerk] ”.
Deze beslissing is op 14 mei 2024 gegeven door mr. L.W. Louwerse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).