6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende een forse periode schuldig gemaakt aan handel in heroïne, cocaïne en hennep. Door zijn handelen is verdachte mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die door de handel en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Heroïne, cocaïne en hennep zijn voor de gezondheid van de gebruikers daarvan zeer schadelijke stoffen, nu deze middelen (sterk) verslavend werken en kunnen zorgen voor ernstige lichamelijke en psychische klachten. Bovendien gaat de handel in soft- en harddrugs vaak gepaard met verschillende vormen van ernstige criminaliteit en steeds grover geweld waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Deze nadelige effecten zijn ook de reden dat op het dealen van soft- en harddrugs forse straffen zijn gesteld. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich al die tijd niets heeft aangetrokken van de gevolgen van zijn handelen en alleen oog heeft gehad voor financieel gewin. De rechtbank merkt hierbij op het met de Raad zorgelijk te vinden dat verdachte niet het achterste van zijn tong heeft laten zien, waarmee verdachte niet de volledige verantwoordelijkheid voor zijn handelen lijkt te nemen.
Uit het onderzoek van de Raad van 23 mei 2024 volgt onder meer dat sprake is van een laag risicoprofiel. Er zijn echter wel een aantal factoren die de kans op herhaling van delictgedrag vergroten. Verdachte gaat sinds een jaar niet meer naar school, heeft geen baan, en heeft hierdoor geen structuur waardoor hij op straat is te vinden met vrienden. Hier komt bij dat het voor verdachte door zijn beneden gemiddelde IQ lastiger is om de gevolgen van zijn gedrag te overzien, waardoor hij ook eerder negatief kan worden beïnvloed. Het ontbreken van een daginvulling betreft echter een veranderbaar punt, waardoor het risicoprofiel laag blijft. Orionis en Stichting OpenDoor kijken mee bij het vinden van een baan, begeleiden verdachte en werken met hem aan het vergroten van zijn vaardigheden. De Raad benoemt als positief en beschermend dat de broers en zus van verdachte erg betrokken bij hem zijn, dat verdachte minder boos is dan voorheen en dat hij zijn best doet om eerst na te denken voor hij iets doet. De Raad vindt het van belang dat verdachte zich gaat richten op het verkrijgen en behouden van een positieve daginvulling, zodat hij structuur en regelmaat krijgt. Begeleiding en monitoring vanuit de jeugdreclassering worden daarbij passend geacht. De Raad acht een deels voorwaardelijke werkstraf passend. Een gedeelte voorwaardelijk om hem er van te weerhouden opnieuw de fout in te gaan, en een onvoorwaardelijk deel zodat hij leert dat delictgedrag consequenties heeft, hij in de praktijk kan oefenen met zijn sociale vaardigheden en hij kennis kan maken met een gestructureerde werkomgeving. Het is hierbij wel van belang dat de werkstraf het reguliere werktraject van verdachte niet doorkruist. De Raad adviseert gelet op voorgaande aan verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf met een proeftijd van twee jaar. De Raad adviseert hierbij als bijzondere voorwaarden op te leggen dat verdachte:
- meewerkt aan het vinden en behouden van een zinvolle daginvulling;
- meewerkt aan het vinden en behouden van een positieve vrije tijdsinvulling;
- inzicht geeft in zijn sociale contacten;
- meewerkt aan aanvullende hulpverlening, als ouders dan wel de jeugdreclassering deze nodig acht(en); waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam opdracht wordt gegeven om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
De vertegenwoordiger van de Raad heeft ter zitting aanvullend opgemerkt het lastig te hebben bevonden een advies te formuleren bij gebrek aan inzicht in het strafdossier. De Raad maakt zich zorgen om het feit dat verdachte zich al op zo’n jonge leeftijd in het criminele circuit heeft bevonden, en dat hij het achterste van zijn tong niet laat zien. Nu de Raad ter zitting heeft begrepen dat de vrienden van verdachte niet van criminogene factor lijken te zijn en dat de jeugdreclassering sowieso met verdachte zij sociale kring bespreekt waarbij ook de rol van zijn familie kan worden betrokken, ziet de Raad geen meerwaarde meer in het opleggen van de bijzondere voorwaarde dat verdachte inzicht geeft in zijn sociale contacten. Deze bijzondere voorwaarde kan daarom worden weggelaten. Het is van belang dat de hulpverlening die verdachte nu krijgt door blijft lopen, en dat hij niet overvraagt wordt.
Door de begeleider van de jeugdreclassering is ter zitting aangegeven dat verdachte eerder een baan had gevonden waar hij het naar zijn zin had, maar dat hij hier niet heeft kunnen blijven omdat hij twee maal is gezakt voor zijn VCA-diploma. Verdachte heeft nu een andere baan gevonden bij een nachtwinkel waar hij een week heeft meegedraaid. Dit lijkt de goede kant op de gaan. De begeleiding van verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden die zijn opgelegd door de kinderrechter op 22 december 2021 verliep in eerste instantie stroef, maar is na de retourmelding verbeterd. Er is contact met verdachte en hij houdt zich aan afspraken. De begeleider van de jeugdreclassering heeft de indruk dat verdachte zijn criminele verleden achter zich heeft gelaten en heeft vertrouwen dat het maken van afspraken met verdachte, ondanks zijn werk in een nachtwinkel, goed zal komen.
De jeugdreclassering kan zich vinden in de voorwaarden zoals door de Raad geformuleerd.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de feiten en heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank mee dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn nu verdachte op 14 februari 2022 als verdachte is gehoord en de zaak pas ruim twee jaar later op zitting is behandeld. Ook heeft verdachte zich al lange tijd aan de schorsingsvoorwaarden moeten houden en lijkt hij zijn leven te hebben gebeterd.
Hiernaast heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het medeplegen van hennepteelt en dat er daarnaast sprake is van artikel 63 Sr. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte al op zeer jonge leeftijd betrokken was bij de drugshandel en dat hij heeft gedeald over een zeer lange periode.
De rechtbank is alles overwegend van oordeel dat een hogere straf dan de officier van justitie eist, namelijk een werkstraf voor de duur van 120 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar, passend en geboden is. De rechtbank zal hierbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad ter zitting opleggen.
Met de werkstraf wil de rechtbank verdachte laten ervaren dat zijn zeer kwalijke strafbare handelingen consequenties hebben. Door de hogere voorwaardelijke straf hoopt de rechtbank dat verdachte niet in nieuw strafbaar gedrag zal terugvallen, waarbij de bijzondere voorwaarden en het jeugdreclasseringstoezicht bedoeld zijn om verdachte hierin te steunen.