ECLI:NL:RBZWB:2024:4093

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
RK 23-026723 en 23-026725
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker die schadevergoeding eiste wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De verzoekschriften waren ingediend op 24 oktober 2023, maar de rechtbank constateerde dat deze niet binnen de vereiste termijn waren ingediend. De advocaat van de verzoeker voerde aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege de psychische gesteldheid van de verzoeker. De officier van justitie stelde dat de verzoeker in beginsel niet-ontvankelijk was, maar verzet zich niet tegen de beperkte termijnoverschrijding.

De rechtbank oordeelde dat de verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoekschriften, ondanks de termijnoverschrijding. De rechtbank overwoog dat de verzoeker schade had geleden door de voorlopige hechtenis en dat hij recht had op een vergoeding op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank kende een schadevergoeding toe van € 830,00 voor de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, en € 680,00 voor de kosten van de indiening en behandeling van de verzoekschriften. De totale schadevergoeding bedraagt dus € 1.510,00.

De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-159041-23
rk-nummers: 23-026723 en 23-026725
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 24 oktober 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. G. Demir, Smederijstraat 2 te 4814 DB Breda.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 1.090,00, € 1.090,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 340,00 € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van de verzoekschriften dan wel € 680,00 bij behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 6 juli 2023 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 29 juni 2023 in verzekering is gesteld en op 6 juli 2023 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 23 april 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. M. Nieuwenhuis en mr. G. Demir als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Standpunt verzoeker:
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak tegen hem is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, nu hij op 6 juli 2023 is vrijgesproken. Verzoeker stelt schade te hebben geleden als gevolg van de door hem ondergane voorlopige hechtenis. Verzoeker heeft na de inverzekeringstelling drie dagen op het politiebureau doorgebracht (3 x € 130,-). Vervolgens heeft hij zeven dagen in het Huis van Bewaring doorgebracht (7 x € 100,-). Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen ter hoogte van € 1.090,-, te vermeerderen met de forfaitaire kosten voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften.
In raadkamer heeft de advocaat in reactie op het schriftelijk standpunt van de officier van justitie aangevoerd dat het verzoekschrift inderdaad een aantal dagen te laat is ingediend, maar dat dit komt doordat het vanwege de psychische gesteldheid van verzoeker lastig was om contact te krijgen met hem. De advocaat deelt dan ook het standpunt van de officier van justitie dat de termijnoverschrijding verschoonbaar dient te worden geacht. Daarnaast wordt ten aanzien van het aantal dagen dat verzoeker in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt officier van justitie:
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat verzoeker in beginsel niet-ontvankelijk is in de verzoekschriften, nu de termijn voor het indienen van de verzoekschriften is overschreden met een periode van vijf dagen. Gelet op de beperkte termijnoverschrijding verzet de officier van justitie zich hier echter niet tegen. De officier van justitie heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat het verzoek gedeeltelijk kan worden toegewezen tot een bedrag ter hoogte van € 830,-. Verzoeker heeft immers één dag in verzekering doorgebracht op 29 juni 2023 en zeven dagen in het Huis van Bewaring vanaf 30 juni 2023. De forfaitaire vergoeding kan worden toegewezen.
In raadkamer heeft de officier van justitie gepersisteerd bij het eerdere ingenomen schriftelijke standpunt.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat het verzoekschrift niet binnen drie maanden na het einde van de zaak is ingediend. Er is sprake van een beperkt aantal dagen termijnoverschrijding. De rechtbank is van oordeel dat deze beperkte termijnoverschrijding, gelet op hetgeen door de advocaat in raadkamer over de psychische gesteldheid van verzoeker is aangevoerd, verschoonbaar is. De rechtbank verklaart verzoeker dan ook ontvankelijk in de verzoekschriften.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
acht dagen in verzekering en voorlopige hechtenisdoorgebracht, waarvan één op het politiebureau (29 juni 2023) en zeven dagen in het Huis van Bewaring (30 juni 2023 t/m 6 juli 2023). De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
Een dag die begint op basis van een vergoedingsmaatstaf van € 130,00, maar die overgaat in een dag met een vergoedingsmaatstaf van € 100,00 wordt aangemerkt als een dag tegen een vergoedingsmaatstaf van € 100,00.
De rechtbank ziet geen reden af te wijken van de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 830,00. De rechtbank wijst het verzoek voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis voor het overige af.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 830,00, bestaande uit kosten voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 680,00, bestaande uit de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.510,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Schouten Legal, onder vermelding van “ [verzoeker] /schadevergoeding”.
Deze beslissing is op 7 mei 2024 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 mei 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).