Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, team strafrecht, een beslissing genomen op een klaagschrift ingediend door klager, die zijn fiets terugvorderde die op 21 juni 2023 in beslag was genomen. Het klaagschrift was ingediend op 30 januari 2024 en werd behandeld in raadkamer op 23 april 2024. Klager stelde dat hij de eigenaar was van de fiets en dat hij door de inbeslagname genoodzaakt was een nieuwe fiets aan te schaffen voor € 438,94. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, gaf aan dat de fiets had moeten worden teruggegeven, maar dat deze inmiddels was vernietigd. Klager werd geadviseerd contact op te nemen met Domeinen roerende zaken voor schadeloosstelling.
De rechtbank oordeelde dat het beslag op de fiets was geëindigd, omdat de officier van justitie op 1 februari 2024 een last tot teruggave had gegeven. Echter, op 9 februari 2024 was klager geïnformeerd dat de fiets al was verkocht en dat er een schadeloosstelling zou worden uitgekeerd. De rechtbank benadrukte dat voor het beëindigen van het beslag de last tot teruggave doorslaggevend is, niet de feitelijke teruggave. Daarom verklaarde de rechtbank klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift.
De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 mei 2024 door rechter R.J.H. Goossens in aanwezigheid van griffier M. van Grinsven. Klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.