ECLI:NL:RBZWB:2024:4085

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
RK 24-005757
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding voor kosten rechtsbijstand ex artikel 530 Sv

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend door een verzoeker, geboren in 1994, die vertegenwoordigd werd door mr. H.A. van der Hout. Het verzoek betrof de toekenning van een vergoeding voor gemaakte kosten van rechtsbijstand, in het kader van een geseponeerde strafzaak. De verzoeker vroeg om een vergoeding van € 1.258,24 voor rechtsbijstandskosten en een forfaitaire vergoeding van € 340,00 voor de indiening van het verzoekschrift.

De rechtbank heeft op 23 april 2024 de zaak in raadkamer behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verzoeker zelf zijn gehoord. De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het verzoek in zijn geheel kan worden toegewezen. De rechtbank heeft overwogen dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat de rechtbank bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand voldoende onderbouwd is en billijk voorkomt. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen, met een totaalbedrag van € 1.598,24, bestaande uit € 1.258,24 voor kosten van rechtsbijstand en € 340,00 voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift. Deze beslissing is gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-022571-24
rk-nummer: 24-005757
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 29 februari 2024, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
wonende op het [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. H.A. van der Hout, Bovendonk 11a te 4707 ZH Roosendaal.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.258,24, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 22 januari 2024;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 23 april 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. M. Nieuwenhuis en verzoeker gehoord. Het onderzoek was niet op deze datum gepland, waardoor de raadsman niet was opgeroepen, maar vond op uitdrukkelijk verzoek van verzoeker plaats aansluitend aan de behandeling van een klaagschrift van verzoeker, dat wel op deze datum gepland was.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak tegen hem is geseponeerd. Verzoeker heeft kosten voor rechtsbijstand gemaakt in het kader van de strafzaak. Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen ter hoogte van € 1.258,24, te vermeerderen met de forfaitaire kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft verzoeker gepersisteerd bij het ingediende verzoekschrift.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het verzoek in zijn geheel kan worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.258,24is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.598,24, bestaande uit:
- € 1.258,24 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.598,24zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden van de Luijtgaarden advocaten B.V., onder vermelding van “ [dossiernummer] ”.
Deze beslissing is op 7 mei 2024 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 mei 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).