ECLI:NL:RBZWB:2024:4078

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
RK 23-019212
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid klaagschrift op grond van artikel 552a Sv betreffende inbeslagname van een personenauto

Op 16 april 2024 vond er een zitting plaats in de raadkamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Middelburg, waar het klaagschrift van de klager, geboren in 1983, werd behandeld. De klager had een klaagschrift ingediend op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) met betrekking tot de inbeslagname van zijn auto. De officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, was aanwezig en stelde dat er geen sprake meer was van inbeslagname, aangezien op 31 augustus 2024 aan de raadsman van de klager was medegedeeld dat de inbeslaggenomen auto zou worden teruggegeven aan de vrouw van de klager, die de rechthebbende was. Hierdoor was het beslag opgeheven, wat leidde tot de conclusie dat het klaagschrift niet-ontvankelijk verklaard moest worden.

De rechtbank overwoog dat het beslag op de auto was gelegd op grond van artikel 94 Sv en dat de raadkamer bevoegd was om het klaagschrift af te doen. De rechtbank stelde vast dat het klaagschrift tijdig was ingediend en dat het belang van strafvordering niet langer vereiste dat het beslag op de auto werd voortgezet. De officier van justitie had aangegeven dat er geen strafvorderlijk belang meer was bij het voortduren van het beslag, wat de rechtbank bevestigde. Daarom verklaarde de rechtbank de klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.

De beslissing werd op 30 april 2024 gegeven door rechter mr. R.J.H. Goossens in tegenwoordigheid van griffier I.L. Bruijnooge en werd uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting. De klager en zijn raadsman waren niet verschenen, ondanks behoorlijke oproeping. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door het Openbaar Ministerie en de klager.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
raadkamernummer : 23-019212
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. L.C. de Lange, advocaat te Utrecht (Muntkade 1, 3531 AK Utrecht),
hierna te noemen: de klager, tevens beslagene.
Rechthebbende: [rechthebbende] ,
[adres]
[postcode] [woonplaats]

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift, dat - ondertekend door of namens klager - tijdig is ingediend ter griffie van het op grond van artikel 552a Sv bevoegde gerecht;
  • de kennisgeving inbeslagneming;
  • de conclusie van het openbaar ministerie;
  • de overige stukken.
Op 16 april 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij is de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs gehoord.
Klager en zijn raadsman zijn hoewel behoorlijk opgeroepen niet bij de behandeling in raadkamer verschenen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er niet langer sprake meer is van inbeslagname. Op 31 augustus 2024 is aan de raadsman van klager medegedeeld dat de inbeslaggenomen auto zal worden teruggeven aan de eigenaar, zijnde de vrouw van klager [rechthebbende] . Het beslag is opgeheven, zodat het klaagschrift niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
Het beslag op de personenauto is gelegd op grond van artikel 94 Sv.
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
De rechtbank dient na te gaan of het belang van strafvordering verlangt dat het beslag wordt voortgezet. Hiervan is sprake wanneer het in beslag houden van het goed kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk voordeel aan te tonen dan wel wanneer niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen strafvorderlijk belang meer is bij het voortduren van het beslag op de personenauto en heeft tot teruggave besloten. De rechtbank stelt vast dat het beslag gelegd op grond van artikel 94 Sv daardoor is geëindigd. De rechtbank zal de klager niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart de klager niet-ontvankelijk in het beklag.
Deze beslissing is op 30 april 2024 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 april 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering.