ECLI:NL:RBZWB:2024:4071

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
RK 23-030893
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikel 530 Sv na beleidssepot

Op 16 april 2024 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg een verzoekschrift behandeld op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.V. de Nooijer, was niet verschenen. De officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, heeft het schriftelijk standpunt gehandhaafd. De zaak is geseponeerd vanwege de gezondheidstoestand van de verzoeker, wat heeft geleid tot een beleidssepot. De verzoeker heeft de verdenking aan zichzelf te wijten, maar de raadsvrouw heeft medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat de verzoeker ten tijde van het feit ontoerekenbaar was.

De rechtbank overweegt dat, hoewel de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, dit niet automatisch betekent dat er recht op schadevergoeding bestaat. De rechtbank moet alle omstandigheden in overweging nemen, waaronder de vraag of de verzoeker de verdenking aan zichzelf te wijten heeft. De rechtbank concludeert dat er gronden van billijkheid zijn om de verzoeker een schadevergoeding toe te kennen voor de kosten van rechtsbijstand en de behandeling van het verzoekschrift.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe te wijzen tot een bedrag van € 1.103,26. Dit bedrag zal worden overgemaakt aan de advocaat van de verzoeker. De beslissing is genomen op 30 april 2024 door rechter mr. R.J.H. Goossens, in aanwezigheid van griffier I.L. Bruijnooge, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-204381-23
raadkamernummer : 23-030893
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. M.V. de Nooijer, advocaat te Middelburg (Damplein 3, 4331 GC Middelburg),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv ten laste van de Staat voor een bedrag van € 423,26, zijnde de kosten voor rechtsbijstand, te vermeerderen met € 680,00 zijnde de kosten met betrekking tot het opstellen, indienen en het behandelen van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het sepot van 29 september 2023;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 16 april 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs en de gemachtigd raadsvrouw mr. M.V. de Nooijer, advocaat te Middelburg gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen doch niet bij de behandeling in raadkamer verschenen.
De officier van justitie blijft bij het schriftelijk ingenomen standpunt. De zaak is geseponeerd vanwege de gezondheidstoestand van verzoeker. Het gaat om een beleidssepot. Verzoeker heeft de verdenking aan zichzelf te wijten. Verzoeker is zelf verantwoordelijk voor de gemaakte kosten.
Namens verzoeker heeft de raadsvrouw het verzoek in raadkamer nader toegelicht. De raadsvrouw heeft een verklaring van Emergis overlegd, waaruit blijkt dat verzoeker ontoerekenbaar was ten tijde van het plegen van het geseponeerde feit. Het is dus niet evident dat er een veroordeling zou zijn gekomen, de kans is groot dat er geen straf of maatregel zou worden opgelegd. Er zijn wel gronden van billijkheid om tot toewijzing van het verzoek om schadevergoeding te komen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij of zij heeft geleden.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat indien er sprake is van een zogenaamd beleidssepot, de zaak geëindigd is zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, daarmee is nog niet onmiddellijk is gegeven dat er aan de gewezen verdachte een schadevergoeding zou moeten worden betaald. Dat hangt er in dergelijke gevallen met name van af of een gewezen verdachte de verdenking aan zichzelf te wijten heeft, dan wel of het evident is dat de strafrechter, later oordelend, tot een veroordeling zou zijn gekomen. Uit de door de raadsvrouw overgelegde medische stukken komt naar voren dat verzoeker niet (volledig) toerekenbaar was ten tijde van het strafbare feit. Deze conclusie is vanuit de zijde van het Openbaar Ministerie niet weersproken. Met de raadsvrouw is de rechtbank daarom van oordeel dat niet zonder meer kan worden gesteld dat verzoeker de verdenking aan zichzelf te wijten heeft gehad en dat de kans niet denkbeeldig is dat aan hem geen straf of maatregel zou zijn opgelegd, waarbij de rechtbank in het midden laat of dat een vrijspraak of een ontslag van rechtsvervolging zou zijn geworden.
De rechtbank acht daarom in dit geval gronden van billijkheid aanwezig die de toekenning van een vergoeding voor de kosten van de raadsvrouw rechtvaardigen.
Het verzochte bedrag aan rechtsbijstand ter grootte van
€ 423,26is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van € 1.103,26.
De rechtbank bepaalt dat een bedrag van € 1.103,26 zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] , ten name van Qudos Advocaten onder vermelding van [geboorteplaats] /OM.
Deze beslissing is op 30 april 2024 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 april 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.