ECLI:NL:RBZWB:2024:4067

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
10245955 \ MB VERZ 22-999
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete en de beoordeling van de bevoegdheid van de ambtenaar tot oplegging van sancties

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, had beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie die was opgelegd voor het rijden in strijd met een verkeersbord op de Keizerstraat te Breda op 28 april 2022. De officier van justitie had het beroep ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 3 mei 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. E.J.T. Berkeljon, was wel aanwezig. De gemachtigde voerde aan dat de boete niet redelijk was en dat de ambtenaar niet bevoegd was om de sanctie op te leggen, omdat het verkeersbord niet in relatie stond tot de leefbaarheid. De zittingsvertegenwoordiger betwistte deze stelling en verwees naar jurisprudentie van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter ondersteuning van de bevoegdheid van de ambtenaar.

De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van de bevoegdheid van de ambtenaar en de noodzaak voor de betrokkene om met onderbouwde argumenten te komen als zij de bevoegdheid betwisten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10245955 \ MB VERZ 22-999
CJIB-nummer : 4062 5422 4917 4894
uitspraakdatum : 3 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. I.N.D.J. Rissema (Bezwaartegenverkeersboetes.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 mei 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E.J.T. Berkeljon (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
rijden in strijd met gebod tot het volgen van een van de aangegeven rijrichtingen: D6 op de Keizerstraat te Breda op 28 april 2022 om 14:29 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Gemachtigde stelt dat de ambtenaar niet bevoegd was tot het opleggen van deze sanctie, want de boa is binnen het domein openbare ruimte – voor zover hier van belang – slechts bevoegd tot handhaven op het handelen in strijd met D-borden, wanneer dit in relatie staat tot de leefbaarheid. In dit geval lijkt er geen sprake te zijn van een D-bord dat is ingesteld ten behoeve van de leefbaarheid. Voorts verzoekt gemachtigde het beroep gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te wijzen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het uitgangspunt is het bestaan van de bevoegdheid tot oplegging van de sanctie. Dit brengt ook mee dat ervan moet worden uitgegaan dat de ambtenaar blijft binnen de grenzen van zijn bevoegdheid. Alleen als gemotiveerd wordt betwist dat dit niet het geval is, kan er aanleiding zijn om te twijfelen aan de bevoegdheid van de ambtenaar. Het ligt bij gemachtigde om op een onderbouwde manier te betwisten dat de borden zijn geplaatst ter naleving van de leefbaarheid. De zittingsvertegenwoordiger verwijst hiervoor naar jurisprudentie van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwaren (ECLI:GHARL:2022:3347).

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: