ECLI:NL:RBZWB:2024:4065

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
10870934 \ MB VERZ 24-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete, gedraging staat vast, ongegrond

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en heeft hiertegen beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 3 mei 2024 was de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. E.J.T. Berkeljon, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de standpunten van beide partijen gehoord.

Betrokkene voerde aan dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd niet had plaatsgevonden en dat het boetebedrag te hoog was gezien zijn financiële situatie. Hij stelde dat hij voorrang had en dat de handhaving zonder te kijken de straat inreed, waardoor hij moest remmen en met zijn lichten knipperde. De zittingsvertegenwoordiger betoogde dat betrokkene te laat beroep had ingesteld bij de officier van justitie, maar betrokkene verklaarde dat hij door een begrafenis in Turkije en een aardbeving niet op tijd terug was in Nederland.

De kantonrechter overwoog dat de termijn voor het instellen van beroep bij de officier van justitie op 14 april 2023 eindigde, maar dat het beroepschrift pas op 16 april 2023 was ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat het betrokkene niet kon worden toegerekend dat hij te laat beroep had ingesteld, en verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond. Vervolgens beoordeelde de kantonrechter de inhoud van het beroep tegen de boete. Hij concludeerde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en dat er geen reden was om te twijfelen aan deze verklaring. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de opgelegde boete.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10870934 \ MB VERZ 24-22
CJIB-nummer : 2062 5422 5597 5154
uitspraakdatum : 3 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 mei 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E.J.T. Berkeljon (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
signalen geven in een ander geval of op andere manier dan mag op de Tramsingel te Breda op 7 februari 2023 om 21:44 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht en het boetebedrag te hoog is, gelet op de financiële situatie van betrokkene. Betrokkene had voorrang, maar de handhaving reed de straat in zonder te kijken. Hierdoor moest betrokkene hard remmen en heeft vervolgens met zijn grote licht geknipperd.
De zittingsvertegenwoordiger stelt dat betrokkene zes weken de tijd heeft gehad om beroep in te stellen bij de kantonrechter, maar dit heeft nagelaten. Betrokkene voert als reden aan dat hij op een begrafenis in Turkije was en door de aardbeving niet tijdig terug naar Nederland kon. Betrokkene onderbouwt dit verder niet en heeft digitaal beroep aangetekend. Inhoudelijk verzoekt de zittingsvertegenwoordiger het beroep ongegrond te verklaren. De verbalisant verklaarde dat betrokkene met een zeer hoge snelheid achter het dienstvoertuig reed en daarbij minimaal twee keer claxonneerde. De verbalisant hoorde dat het claxonneren minimaal zeven seconden aan hield.

Overwegingen

Ontvankelijkheid beroep bij de officier van justitie
De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingesteld.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor het instellen van beroep bij de officier van justitie geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 14 april 2023 De officier van justitie heeft het beroepschrift echter pas op 16 april 2023 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld. Betrokkene heeft aangevoerd dat hij voor een begrafenis in Turkije was en door een aardbeving niet tijdig terug naar Nederland kon. De kantonrechter stelt dat de aardbeving een incidenteel karakter had en het te ver gaat om betrokkene dan te laten aantonen dat hij geen zaakwaarnemer kon aanstellen.
De kantonrechter is van oordeel dat het te laat beroep instellen niet aan betrokkene kan worden toegerekend.
De officier van justitie heeft het beroep dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het beroep tegen die beslissing gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd.
Inhoudelijk
De kantonrechter zal vervolgens het beroep tegen de boete inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: