ECLI:NL:RBZWB:2024:4064

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
02-119817-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gevaar op de weg en bezit van MDMA en cocaïne met taakstraf en gevangenisstraf

Op 14 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 oktober 2022 verschillende verkeersdelicten heeft gepleegd. De verdachte, die geen rijbewijs had, reed met een snelheid van 200 km/u op een weg waar wegwerkzaamheden plaatsvonden en negeerde daarbij een rood kruis. Dit gedrag leidde tot levensgevaar voor een wegwerker die zich op de weg bevond. Daarnaast had de verdachte 19 pillen MDMA en 10 gram cocaïne in zijn bezit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het in ernstige mate schenden van de verkeersregels en het bezit van harddrugs. De officier van justitie eiste een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, alsook een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een voorwaardelijke rijontzegging, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte onaanvaardbare risico's had genomen en dat een onvoorwaardelijke straf passend was. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, een vervangende hechtenis van 90 dagen, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/119817-23
vonnis van de meervoudige kamer van 14 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsman mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1zich niet aan de verkeersregels heeft gehouden, terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs, waardoor hij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen, dan wel gevaar op de weg, heeft veroorzaakt;
feit 219 pillen MDMA en 10 gram cocaïne in zijn bezit had;
feit 3een auto heeft bestuurd terwijl hij geen rijbewijs had.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte en de bevindingen van de politie.
Bij feit 1 is er naar de mening van de officier van justitie sprake van roekeloos rijgedrag, waardoor het primair ten laste gelegde bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 primair nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden. Ook kan niet worden vastgesteld dat daardoor gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of voor het leven van anderen is ontstaan. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat in het proces-verbaal niet specifiek genoeg is omschreven waar de wegwerker zich op de weg bevond, waardoor het feit dat die wegwerker op de weg liep niet direct gevaar impliceert.
Naar de mening van de raadsman kunnen feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 wel wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 11 oktober 2022 als bestuurder van de personenauto met [kenteken] onder meer heeft gereden over de [straat] , de A27 en de A58 in [plaats] . Verdachte had geen rijbewijs en heeft meermalen met een veel hogere snelheid gereden dan was toegestaan, zowel op de snelweg als binnen de bebouwde kom.
Op het moment dat verdachte op de A27 reed, vonden daar wegwerkzaamheden plaats. Daarbij was een rijstrook afgekruist door een rood kruis op de matrixborden en gold een snelheidsbeperking van 70 kilometer per uur. Op de afgekruiste rijstrook liep een wegwerker. Verdachte bleef echter op die rijstrook rijden met een snelheid van 200 kilometer per uur. Hierna heeft de politie de optische signalen en het transparante stopbord aan de voorzijde van de politieauto aangezet. Verdachte versnelde vervolgens, waarbij de afstand tussen verdachte en de politie groter werd. Verdachte reed de A58 op, waar hij een vrachtauto inhaalde en direct de afslag Bavel nam. Hij ging de bocht van de afslag al remmend in en verloor de macht over het stuur.
Juridische kwalificatie
Primair is overtreding van artikel 5a WVW aan verdachte ten laste gelegd. De rechtbank moet in dat verband beoordelen of verdachte (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. a) Het schenden van verkeersregels
De vraag is of de hierboven genoemde bewezen verklaarde gedragingen van verdachte zijn aan te merken als het schenden van de verkeersregels, zoals bedoeld in artikel 5a WVW. In dat artikel is een twaalftal gedragingen uitdrukkelijk, maar niet limitatief, benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. Het negeren van een rood kruis, het overschrijden van de vastgestelde maximumsnelheid en het niet opvolgen van verkeersaanwijzingen van daartoe bevoegde personen worden uitdrukkelijk in het eerste lid van het artikel genoemd. Daarmee stelt de rechtbank vast dat verdachte de verkeersregels in het kader van artikel 5a WVW heeft geschonden.
b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Volgens de wetgever gaat het daarbij bijvoorbeeld om het meerdere keren of gedurende langere tijd schenden van een verkeersregel, of het schenden van meerdere verkeersregels. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden en overige feiten in ogenschouw worden genomen.
Uit de hierboven genoemde vastgestelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat sprake is van een aaneenschakeling van gevaarlijke verkeersovertredingen, gedurende langere tijd, over een behoorlijke afstand en is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
De verklaring van verdachte, dat hij de optische signalen en het stopteken op de politieauto vanwege de afstand niet heeft gezien, acht de rechtbank niet aannemelijk nu uit het proces-verbaal van verbalisant Verschuuren blijkt dat hij heeft waargenomen dat verdachte, nadat de optische signalen en het stopbord werden aangezet, versnelde.
c) Opzettelijk
Volgens de wetgever moet het opzet van de verdachte zowel zijn gericht op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels.
Niet vereist is dat het opzet van verdachte was gericht op het gevolg, namelijk dat door het in ernstige mate schenden van de verkeersregels levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Verdachte heeft verklaard dat hij wilde ontkomen aan de politie. Met dat doel heeft hij opzettelijk in ernstige mate meerdere verkeersregels geschonden.
d) Gevaar te duchten
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van een ander of anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest.
Door met een heel hoge snelheid op een rijbaan van de snelweg te rijden die door middel van een rood kruis is afgesloten wegens wegwerkzaamheden, terwijl zich op die rijbaan een wegwerker bevindt, acht de rechtbank het voorzienbaar dat een gevaarlijke situatie op de weg ontstaat met kans op overlijden of zwaar lichamelijk letsel van die wegwerker als gevolg. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, de bevindingen van de politie ten aanzien van het onderzoek aan de aangetroffen verdovende middelen en de rapporten van NFiDENT, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 11 oktober 2022 19 pillen MDMA en ongeveer 10 gram cocaïne in zijn bezit heeft gehad.
Feit 3
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de uitdraai uit het register van het RDW acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 oktober 2022 een personenauto heeft bestuurd terwijl hij geen rijbewijs had.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1 primairop 11 oktober 2022 te [plaats] , als bestuurder van een voertuig (personenauto [kenteken]
), daarmee rijdende op (o.a.) de wegen [straat] en A27 en A58,
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door,
terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs (in strijd met artikel 107 Wegenverkeerswet),
- meermalen met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid te rijden en
- verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet 1994 bevoegde personen niet op te volgen, namelijk door geen gevolg te geven aan het door politieambtenaren gegeven stopteken en
- meermalen met een hoge snelheid een rood kruis te negeren en (daarbij) zich op voornoemde A27 bevindende wegwerker gevaarlijk te passeren en
- onvoldoende zijn snelheid te minderen bij het naderen van de bocht door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was;
feit 2op 11 oktober 2022 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 19 pillen van een materiaal bevattende MDMA en
- ongeveer 10 gram van een materiaal bevattende cocaïne,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 3op 11 oktober 2022 te [plaats] als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op (o.a.) de wegen [straat] en A27 en A58 zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voor feit 1 primair en 2 aan verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar en de ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Voor feit 3 vordert de officier van justitie een week hechtenis voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van 1 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet verzet tegen de geëiste taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze zijn naar de mening van de raadsman passend voor de feiten op de tenlastelegging.
Gelet op het feit dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om naar zijn werk te reizen, aangezien hij in ploegendienst werkt, heeft de raadsman verzocht de rijontzegging geheel voorwaardelijk op te leggen. De raadsman heeft daarbij opgemerkt dat verdachte bezig is met het afbetalen van zijn schulden en dit door een rijontzegging in het gedrang zou kunnen komen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 11 oktober 2022 als bestuurder van een personenauto schuldig gemaakt aan ernstige gevaarzetting door meermalen onverantwoord hard te rijden, met een veel hogere snelheid dan toegestaan op de snelweg een rood kruis te negeren terwijl zich op die weg een wegwerker bevond, niet te stoppen voor het stopteken van de politie en vervolgens niet voldoende af te remmen bij de bocht, waardoor hij de macht over het stuur verloor. Daarbij komt dat verdachte toen nog geen rijbewijs had. Door zijn rijgedrag heeft verdachte onaanvaardbare risico’s genomen en andere weggebruikers, met name de wegwerker, ernstig in gevaar gebracht. Verkeersdeelnemers zijn voor hun veiligheid namelijk niet alleen afhankelijk van hun eigen (rij-)gedrag, maar ook van het gedrag van anderen. Verdachte heeft in zijn drang te ontkomen aan de politie zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de veiligheid van zijn medeweggebruikers onvoldoende in acht genomen. De rechtbank rekent hem dat zwaar aan.
Daarnaast lagen er in de auto van verdachte 19 MDMA pillen en bijna 10 gram cocaïne. Het bezit van harddrugs is een ernstig feit. Harddrugs kan niet alleen grote gezondheidsschade toebrengen aan de gebruiker, ook de productie en distributie ervan gaan gepaard met ernstige vormen van criminaliteit.
De rechtbank houdt ten nadele van verdachte rekening met het feit dat verdachte al één keer eerder is veroordeeld en één keer eerder een strafbeschikking heeft gehad voor het rijden zonder rijbewijs. De oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke rijontzegging is daarom naar het oordeel van de rechtbank passend en noodzakelijk.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat de feiten enige tijd geleden zijn gepleegd, dat verdachte sindsdien niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is geweest en dat hij inmiddels zijn rijbewijs heeft gehaald.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat voor feit 1 primair en 2 de eis van de officier van justitie passend en geboden is.
Voor feit 3, een overtreding, zal de rechtbank, gelet op de recidive, een onvoorwaardelijk taakstraf van 16 uur aan verdachte opleggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 5a, 107, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging feit 1 en 2
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Strafoplegging feit 3
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 16 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
8 dagen;
Bijkomende straf feit 1 primair
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 12 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J.M. van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 juni 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
feit 1 primairhij op of omstreeks 11 oktober 2022 te [plaats] , althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto [kenteken] ),
daarmee rijdende op (o.a.) de wegen de [straat] en/of de A27 en/of de A58,
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door,
terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs (in strijd met artikel 107 Wegenverkeerswet),
- meermalen, althans een langere periode/afstand met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid te rijden, en/of
- meermalen, althans éénmaal, verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet 1994 bevoegde personen niet op te volgen, namelijk door meermalen geen gevolg te geven aan het door politieambtenaren gegeven stop- en/of volgteken(s) en/of
- meermalen, althans éénmaal (met een hoge snelheid), een rood kruis te negeren en/of (daarbij) zich op voornoemde A27 bevindende wegwerkers gevaarlijk te passeren,
- onvoldoende zijn snelheid te minderen bij het naderen van de bocht, althans, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zodanig te regelen dat hij in staat is zijn motorrijtuig onder controle te houden
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
feit 1 subsidiairhij op of omstreeks 11 oktober 2022 te [plaats] , in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto),
daarmee rijdende op (o.a.) de wegen, de [straat] en/of de A27 en/of A58,
terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs (in strijd met artikel 107 Wegenverkeerswet),
- meermalen, althans een langere periode/afstand met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid te rijden, en/of
- meermalen, althans éénmaal, verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet 1994 bevoegde personen niet op te volgen, namelijk door meermalen geen gevolg te geven aan het door politieambtenaren gegeven stop- en/of volgteken(s) en/of
- meermalen, althans éénmaal (met een hoge snelheid), een rood kruis te negeren en/of (daarbij) zich op voornoemde A27 bevindende wegwerkers gevaarlijk te passeren,
- onvoldoende zijn snelheid te minderen bij het naderen van de bocht, althans, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zodanig te regelen dat hij in staat is zijn motorrijtuig onder controle te houden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
feit 2hij op of omstreeks 11 oktober 2022 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 19 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer 10 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
feit 3hij op of omstreeks 11 oktober 2022 te [plaats] , althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op (o.a.) de wegen de [straat] en/of de A27 en/of de A58,
zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.