ECLI:NL:RBZWB:2024:4063

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
02-129308-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens kindermishandeling met onvoldoende bewijs en wisselende verklaringen

In de strafzaak tegen de verdachte, die zonder advocaat verscheen, werd op 31 mei 2024 de inhoudelijke behandeling gehouden. De officier van justitie, mr. I.M. Peters, vroeg om vrijspraak van de verdachte, die ervan beschuldigd werd samen met zijn moeder de twaalfjarige [slachtoffer] te hebben mishandeld. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer, alsook de verklaringen van de moeder van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van het slachtoffer inconsistent waren en dat er geen ondersteunend bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer over de mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, vooral gezien de wisselende verklaringen en het gebrek aan technisch bewijs. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging, die onder andere inhield dat hij het slachtoffer met tiewraps en tape aan een stoel zou hebben vastgebonden en haar in een donkere ruimte zou hebben achtergelaten. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-129308-22
vonnis van de meervoudige kamer van 14 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1981 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 mei 2024, waarbij de officier van justitie mr. I.M. Peters haar standpunten kenbaar heeft gemaakt. Verdachte is zonder advocaat verschenen en heeft de zitting staand en slechts zeer kort bijgewoond. Nog voor de voordracht door de officier van justitie heeft hij de zittingszaal verlaten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met haar moeder, althans alleen, de twaalfjarige [slachtoffer] heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken. Zij wil daarmee niet zeggen dat wat [slachtoffer] heeft verklaard niet is gebeurd, maar het feit kan niet worden bewezen.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt verweten dat hij samen met haar moeder, dan wel alleen, de toen twaalfjarige [slachtoffer] heeft mishandeld. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat er een valse melding over hem is gedaan en dat hij het niet heeft gedaan. Tijdens zijn korte aanwezigheid op zitting heeft hij herhaald dat het niet waar is. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of het feit toch wettig en overtuigend bewezen kan worden ondanks de ontkenning van verdachte.
[slachtoffer] heeft over het feit verteld op school op 17 mei 2021 en bij de vertrouwensarts op 18 mei 2021. Bijna een jaar later is zij op 6 april 2022 gehoord in een kindvriendelijke verhoorstudio. [slachtoffer] heeft consequent verklaard dat zij in de eerste week van de meivakantie van 2021 in het huis van verdachte op een stoel is geplaatst en met duct tape en tiewraps is vastgebonden. Zij heeft echter wisselend verklaard over wie dat heeft gedaan, wat precies heeft plaatsgevonden en de volgorde waarin, en hoelang de mishandeling heeft geduurd. Opvallend is onder andere dat zij op school en bij de vertrouwensarts haar moeder nog noemt als mededader, maar in het studioverhoor was haar moeder weg op het moment dat alleen verdachte het feit zou hebben gepleegd. Haar moeder heeft op 30 mei 2022 bij de politie – kort samengevat – verklaard dat zo’n feit in de meivakantie 2021 niet in haar aanwezigheid heeft plaatsgevonden in het huis van verdachte, waar zij en haar twee dochters sinds een paar weken verbleven.
Naast de op belangrijke punten wisselende verklaringen van [slachtoffer] is er geen ondersteunend technisch bewijs voor het feit. Over het gesprek op school is op vragen van de politie schriftelijk geantwoord dat de leerkracht rode strepen op de polsen van [slachtoffer] heeft gezien. Een nadere omschrijving en foto’s van die strepen ontbreken echter. Bovendien gaat het dan om “strepen” die pas op 17 mei 2021 zijn gezien, ruime tijd na de eerste week van de meivakantie waarin het feit zou hebben plaatsgevonden. Die eerste week was namelijk van 1 tot en met 9 mei. Op 18 mei 2021 ziet de vertrouwensarts een kleine rode plek op de linkerpols van [slachtoffer] en een klein wondje op haar rechterpols. Dat laatste wondje zou volgens [slachtoffer] zijn ontstaan doordat zij met haar tanden heeft geprobeerd de tiewrap kapot te bijten. Tot slot ziet de vertrouwensarts een wondje op haar teen dat volgens [slachtoffer] zou zijn ontstaan, omdat zij haar voet achter de stoelpoot heeft geklemd. Het beschreven letsel is onvoldoende specifiek om als rechtbank zelfstandig te kunnen oordelen dat het de verklaring van [slachtoffer] ondersteunt dat zij met duct tape en tiewraps is vastgebonden op een stoel. Het letsel is indertijd ook niet voorgelegd aan een deskundige om te beoordelen in hoeverre het past bij het door [slachtoffer] geschetste (wisselende) mishandelingsscenario. Omdat ook van dit letsel foto’s ontbreken, kan zo’n beoordeling nu niet meer plaatsvinden.
Tot slot staat in de schriftelijke melding van Veilig Thuis aan de politie de enkele zin: “De jongste dochter [naam] is getuige geweest en heeft het verhaal van [slachtoffer] bevestigd.” Een uitwerking van wat [naam] dan zou hebben gezien ontbreekt echter. Bovendien heeft [naam] op 5 april 2022 bij de voorbereiding op haar studioverhoor verklaard dat zij niets heeft gezien van de mishandeling, omdat zij er niet bij was. Ook volgens [slachtoffer] was [naam] op het moment van de mishandeling niet in huis.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte het feit met de moeder of alleen heeft gepleegd. Zij zal verdachte daarom vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. S.W.M. Speekenbrink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 juni 2024.
Mr. Schnitzler-Strijbos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij in de periode van 1 april 2021 tot en met 31 mei 2021 te [plaats] , [gemeente] , tezamen en vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft mishandeld en de gezondheid heeft benadeeld van [slachtoffer] , geboren op [ [geboortedag 2] 2009], zijnde een kind dat hij verzorgt en opvoedt als behorend tot zijn gezin, door:
- de polsen en/of onderarmen en/of enkels en/of de middel, met behulp van één of meer tiewraps en/of tape, vast te binden aan een stoel, en/of
- één of meer tissues in de mond te stoppen/brengen, en/of
- die [slachtoffer] in bovenomschreven toestand voor geruime tijd achter te laten in een donkere (douche)ruimte, en/of
- meermalen die [slachtoffer] te kleineren en denigrerend en dwingend toe te spreken,
waardoor die [slachtoffer] pijn heeft bekomen en een hevige onlust veroorzakende lichamelijke en geestelijke gewaarwording bij haar is veroorzaakt;
(Artikel art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)