ECLI:NL:RBZWB:2024:4062
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor standplaatsvergunning restaurant
Op 13 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een restaurantexploitant, had een aanvraag ingediend voor een standplaatsvergunning voor een foodtrailer op haar terras. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen had deze aanvraag afgewezen op 26 maart 2024. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg om een voorlopige voorziening, omdat zij in een financiële noodsituatie verkeerde en de afwijzing haar bedrijfsvoering ernstig zou schaden.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat er geen sprake was van een spoedeisend belang, omdat de financiële noodsituatie van verzoekster niet het gevolg was van de afwijzing van de standplaatsvergunning. Bovendien was er geen evident onrechtmatig besluit van het college, omdat de afwijzing was gebaseerd op het beleid dat geen standplaats voor een foodtruck toestond op de aangevraagde locatie. De voorzieningenrechter benadrukte dat het college bij de beslissing op bezwaar moet beoordelen of de aanvraag in strijd is met de weigeringsgronden uit de Algemene plaatselijke verordening (APV).
De voorzieningenrechter concludeerde dat hij geen aanleiding zag om zelf een standplaatsvergunning te verlenen, omdat het college geen vast beleid had over de voorschriften die aan een standplaatsvergunning verbonden zouden moeten worden. Hij verzocht het college om zo spoedig mogelijk een beslissing op bezwaar te nemen, maar wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.