ECLI:NL:RBZWB:2024:4061

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
02-060836-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van een gaspistool, amfetamine, metamfetamine en hennep met gevangenisstraf

Op 14 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van een gaspistool, amfetamine, metamfetamine en hennep. De verdachte, geboren in 1969 en gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Grave, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M.E. van Fraaijenhove van der Maas. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 31 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte vier feiten: het bezit van een gaspistool, amfetamine, metamfetamine en hennep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten 1, 3 en 4, maar niet aan feit 2, het bezit van amfetamine, omdat de verdachte niet kon worden aangetoond dat hij wetenschap had van de aanwezigheid ervan in zijn woning en schuur.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank overwoog dat het bezit van harddrugs en een vuurwapen ernstige feiten zijn die een inbreuk op de rechtsorde vormen. De verdachte had eerder een strafblad, maar dit was al lange tijd geleden. De rechtbank hield rekening met de medische situatie van de verdachte en de omstandigheden waaronder de drugs waren aangetroffen. De onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen verdovende middelen werd ook vastgesteld, aangezien deze in strijd waren met de wet en het algemeen belang.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/060836-24
vonnis van de meervoudige kamer van 14 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Grave
raadsvrouw mr. S.M.E. van Fraaijenhove van der Maas, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1een gaspistool in zijn bezit had;
feit 2amfetamine en/of metamfetamine in zijn bezit had;
feit 3meer dan 30 gram hennep in zijn bezit had;
feit 47 knalpatronen met een kaliber van 9 mm in zijn bezit had.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat alle vier de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De verklaring van verdachte, dat hij niet weet hoe de amfetamine in zijn trapkast en schuur is gekomen, is volgens de officier van justitie niet aannemelijk. De officier van justitie heeft daarbij gewezen op het algemene uitgangspunt dat je als bewoner behoort te weten welke goederen er in je woning en schuur aanwezig zijn. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die dat hier anders maken. De officier van justitie heeft daarbij aangevoerd dat de deur van de schuur bij de doorzoeking moest worden opengebroken en dat de verdovende middelen op verschillende plaatsen zijn aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 2 en heeft daarbij gewezen op de verklaring van verdachte dat hij geen wetenschap had van de aangetroffen amfetamine. Die verklaring is volgens de raadsvrouw consequent, geloofwaardig en aannemelijk nu de amfetamine niet in het zicht lag en niet blijkt dat verdachte recent in de schuur is geweest. Mensen liepen in en uit de woning, verdachte miste sleutels van zijn woning en de deur van de schuur kon gemakkelijk worden geopend. De ruimte onder de trap is donker. Verdachte gebruikte daar enkel het kattengrind, dat voor in de kast stond. Nu niet zonder enige twijfel kan worden gesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de amfetamine in zijn woning en schuur, dient verdachte te worden vrijgesproken van feit 2.
Naar de mening van de raadsvrouw kunnen feit 1, 3 en 4, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, wel wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1 en 4
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de bevindingen van de politie ten aanzien van het onderzoek aan het aangetroffen wapen en de aangetroffen munitie acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte op 21 februari 2024 het ten laste gelegde gaspistool en de ten laste gelegde knalpatronen voorhanden heeft gehad.
Feit 2
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er op 21 februari 2024 witte pillen met amfetamine en bruine pillen met metamfetamine in de woning van verdachte zijn aangetroffen. In de schuur van verdachte lag een witte pasta amfetamine in plastic bakken. Verdachte was de enige bewoner van die woning. Bij de doorzoeking waren zowel de poort naar de achtertuin als de deur van de schuur op slot. Beide moesten door de politie worden opengebroken om toegang tot de schuur te verkrijgen.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat de amfetamine en metamfetamine in zijn woning en schuur lagen en dat de schuur vrij toegankelijk was omdat de deur gemakkelijk open was te maken.
In het algemeen geldt als uitgangspunt dat een bewoner weet welke goederen er in zijn woning en schuur aanwezig zijn en dat hij daar ook de beschikking over heeft. Er zijn naar het oordeel van de rechtbank geen omstandigheden aannemelijk geworden waaruit voortvloeit dat dit in dit geval anders is.
De rechtbank overweegt daartoe dat de harddrugs op verschillende plaatsen zijn aangetroffen (zowel in de schuur op de grond en in de vriezer, als in de woning in een trapkast), dat verdachte als enige in de woning woonde en dat zowel in de woning als in de schuur verder enkel voorwerpen zijn aangetroffen die van verdachte zijn. Daarnaast moesten de poort en de schuur door de politie worden opengebroken om de schuur te kunnen doorzoeken. De rechtbank stelt vast dat op de foto van de schuurdeur in het dossier ook is te zien dat er een plank rechts naast de schuurdeur is verbogen door het openbreken. De rechtbank leidt hieruit af dat de schuurdeur niet gemakkelijk open ging. Bovendien is het niet geloofwaardig dat iemand drugs, die een aardige waarde vertegenwoordigen, in de schuur en trapkast van iemand anders legt zonder dat die eigenaar van de schuur en trapkast daarvan weet en terwijl die ander niet altijd vrije toegang tot die schuur en trapkast heeft. Gelet op deze omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de amfetamine en metamfetamine in zijn woning en schuur. Het gegeven dat de amfetamine en metamfetamine in een donkere trapkast in de woning en in een kapotte vriezer in de schuur lagen, maakt dit niet anders.
Verdachte had ook de beschikkingsmacht over die amfetamine en metamfetamine nu hij de (enige) bewoner van de woning was en de schuur bij die woning hoort.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte amfetamine en metamfetamine voorhanden heeft gehad.
Feit 3
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en het onderzoek aan de aangetroffen hennep acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte op 21 februari 2024 meer dan 30 gram hennep in zijn bezit heeft gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1op 21 februari 2024 te [plaats], [gemeente], een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten gaspistool, van het merk BBM, type Mod. 92, kaliber 9 mm knal, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad;
feit 2op 21 februari 2024 te [plaats], [gemeente], opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde amfetamine en metamfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 3op 21 februari 2024 te [plaats], [gemeente], opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 4op 21 februari 2024 te [plaats], [gemeente], munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7 stuks, knalpatronen van het kaliber 9 mm P.A. Knall, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht geen langere gevangenisstraf aan verdachte op te leggen dan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsvrouw heeft daarbij gewezen op de gezondheidsproblemen van verdachte en het over hem uitgebrachte reclasseringsadvies, waaruit volgt dat de kans op recidive laag is. Daarnaast is de onzekerheid van verdachte, of hij zijn aangepaste woning kwijtraakt, groot.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft een gaspistool, knalpatronen met een kaliber van 9 mm, amfetamine, metamfetamine en meer dan 30 gram hennep voorhanden gehad in zijn woning en schuur. Uit het dossier volgt dat het in totaal ongeveer 4 kilogram harddrugs (amfetamine en metamfetamine) en ruim 8 kilogram hennep betrof. Het bezit van (hard)drugs is een ernstig feit. (Hard)drugs kunnen niet alleen grote gezondheidsschade toebrengen aan de gebruiker, ook de productie en distributie ervan gaan gepaard met ernstige vormen criminaliteit.
Het ongecontroleerde bezit van een wapen met bijbehorende munitie kan leiden tot het feitelijk gebruik ervan en brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Dit vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij wel eerder is veroordeeld voor overtreding van de Wet wapens en munitie maar dat dit al langer geleden is: circa 27 jaar. Dit zal om die reden niet door de rechtbank als strafverzwarende omstandigheid worden meegenomen.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten van de rechtspraak is bij het voorhanden hebben van de hoeveelheid harddrugs die bij verdachte is aangetroffen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden. Zowel voor het bezit van de aangetroffen hoeveelheid hennep als voor het aanwezig hebben van een gaspistool met knalpatronen, wordt een gevangenisstraf van 4 maanden per feit passend geacht.
De landelijke oriëntatiepunten volgend, is het uitgangspunt voor onderhavige feiten dan ook een onvoorwaardelijk gevangenisstraf van 20 maanden.
De rechtbank ziet echter aanleiding om ten voordele van verdachte van dit uitgangspunt af te wijken en overweegt daartoe, dat het gaspistool was opgeborgen in een kluis en een groot deel van de aangetroffen hennep van zeer slechte kwaliteit was. Daarnaast heeft verdachte al een lange tijd geen strafbare feiten meer gepleegd.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Gezien de medische situatie van verdachte zal de rechtbank een deel van die straf, te weten 6 maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van 2 jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen verdovende middelen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot die voorwerpen, dan wel dat die voorwerpen bij het onderzoek naar de ten laste gelegde feiten zijn aangetroffen terwijl zij dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
De voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10, 11 en 13a van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie terwijl het feit is begaan met betrekking tot munitie die geschikt is voor een vuurwapen van categorie III;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten (zoals vermeld op de beslaglijst):
528 gram amfetamine, 176 gram amfetamine, 1.603 gram amfetamine, 2.191 gram amfetamine, 145 gram hennep, 61 gram hennep, 38 gram hennep, 8.167 gram hennep, 11.562 gram amfetamine (opmerking rechtbank: vermoedelijk BMK-glycidezuur).
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Donders, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J.M. van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 juni 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
feit 1hij op of omstreeks 21 februari 2024 te [plaats], [gemeente]
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten gaspistool, van het merk BBM, type Mod. 92, kaliber 9 mm knal zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
feit 2hij op of omstreeks 21 februari 2024 te [plaats], [gemeente]
opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine,
zijnde amfetamine en/of metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3hij op of omstreeks 21 februari 2024 te [plaats], [gemeente]
opzettelijk aanwezig heeft gehad in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 4hij op of omstreeks 21 februari 2024 te [plaats], [gemeente]
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie,
te weten 7 stuks, knalpatronen van het kaliber 9 mm P.A. Knall
voorhanden heeft gehad.