ECLI:NL:RBZWB:2024:4050

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
10508962 \ MB VERZ 23-247
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onvoldoende bewijs van gedraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen op 18 maart 2022 te Made, gemeente Drimmelen. De officier van justitie had het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en het boetebedrag verlaagd naar € 100,00. Hiertegen is door de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 17 mei 2024 is de gemachtigde van de betrokkene, D. Ran, verschenen, terwijl de betrokkene zelf niet aanwezig was. De gemachtigde voerde aan dat het zaakoverzicht niet op ambtseed was opgesteld en dat de verbalisant onvoldoende had uitgelegd waarom de sanctie was opgelegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er wel een aanvullend proces-verbaal in het dossier zat, maar dat hierin onvoldoende was aangegeven waarom de betrokkene niet was staandegehouden. Dit leidde de kantonrechter tot de conclusie dat de boete ten onrechte was opgelegd.

De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd. Tevens werd de officier van justitie opgedragen het bedrag van € 109,00 dat de betrokkene als zekerheid had betaald, terug te betalen. De proceskostenvergoeding voor de fase bij de kantonrechter werd vastgesteld op € 1.187,00. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10508962 \ MB VERZ 23-247
CJIB-nummer : 4062 5422 4834 1400
uitspraakdatum : 17 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [naam 1]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Namens betrokkene is daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard. De officier van justitie heeft daarop de feitcode gewijzigd en het boetebedrag verlaagd naar € 100,00. Tegen die beslissing is namens betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 mei 2024. Namens de officier van justitie is mr. E.J.T. Berkeljon verschenen. Betrokkene is niet verschenen. Namens gemachtigde is D. Ran verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen op 18 maart 2022 te Made, gemeente Drimmelen.
De gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat het zaakoverzicht niet op ambtseed is opgesteld en niet is ondertekend, waardoor hieraan geen bijzondere bewijskracht kan toekomen. Ook stelt de gemachtigde dat de verbalisant onvoldoende heeft uitgelegd waarom betrokkene een sanctie is opgelegd, waardoor getwijfeld dient te worden aan de waarneming van verbalisant. De gemachtigde geeft aan dat de verbalisant reeds in de gelegenheid is gesteld een aanvullend proces-verbaal op ambtseed op te stellen, maar hiervan geen gebruik heeft gemaakt. Het is volgens de gemachtigde in strijd met de beginselen van een behoorlijk proces om de officier van justitie nogmaals in de gelegenheid te stellen een aanvullend proces-verbaal op te vragen. Daarnaast geeft de gemachtigde aan dat onvoldoende is onderbouwd waarom betrokkene niet is staandegehouden. Tot slot verzoekt de gemachtigde proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft de gemachtigde hieraan toegevoegd dat betrokkene ontkent de gedraging te hebben verricht en was betrokkene niet aanwezig op de genoemde locatie. De verbalisant geeft aan dat er fotografische opnames zijn, maar deze ontbreken in het dossier. Het dossier is summier.
Subsidiair verzoekt de gemachtigde om het beroep deels gegrond te verklaren aangezien de redelijke termijn is overschreden en de boete te matigen met 25%.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant heeft aangegeven de betrokkene niet staandegehouden te hebben aangezien betrokkene wegreed. Er is om een aanvullend proces-verbaal gevraagd met de vraag waarom de verbalisant betrokkene niet kon volgen met het dienstvoertuig. Daar is geen reactie op gekomen. De reden om niet staande te houden is daarom onvoldoende onderbouwd.

Overwegingen

Anders dan de gemachtigde aangeeft, stelt de kantonrechter vast dat er wel een aanvullend proces-verbaal in het dossier zit. De kantonrechter is echter van oordeel dat hierin onvoldoende is aangegeven waarom betrokkene niet is staandegehouden. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, uitsluitend voor de fase bij de kantonrechter nu door de officier van justitie in de administratieve beroepsfase reeds een proceskostenvergoeding is toegekend. De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 875,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,00 dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.187,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. S.E. van Wijk, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: