Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen op 18 maart 2022 te Made, gemeente Drimmelen. De officier van justitie had het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en het boetebedrag verlaagd naar € 100,00. Hiertegen is door de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 17 mei 2024 is de gemachtigde van de betrokkene, D. Ran, verschenen, terwijl de betrokkene zelf niet aanwezig was. De gemachtigde voerde aan dat het zaakoverzicht niet op ambtseed was opgesteld en dat de verbalisant onvoldoende had uitgelegd waarom de sanctie was opgelegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er wel een aanvullend proces-verbaal in het dossier zat, maar dat hierin onvoldoende was aangegeven waarom de betrokkene niet was staandegehouden. Dit leidde de kantonrechter tot de conclusie dat de boete ten onrechte was opgelegd.
De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd. Tevens werd de officier van justitie opgedragen het bedrag van € 109,00 dat de betrokkene als zekerheid had betaald, terug te betalen. De proceskostenvergoeding voor de fase bij de kantonrechter werd vastgesteld op € 1.187,00. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.