Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het rijden van 30 kilometer per uur boven de toegestane snelheid op een (auto)weg buiten de bebouwde kom op 21 mei 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De gemachtigde van betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, voerde aan dat de snelheidsmeting niet betrouwbaar was, omdat het dossier geen informatie bevatte over de meetafstand en de meetduur. De gemachtigde stelde dat de meting over een te korte tijd was uitgevoerd en dat er een schending van de hoorplicht had plaatsgevonden.
Tijdens de zitting was de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. E.J.T. Berkeljon, aanwezig. Hij verzocht het beroep gegrond te verklaren, onder verwijzing naar het ontbreken van de kalibratietabel in het dossier. De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden, mede door het ontbreken van de kalibratietabel, wat in strijd is met de vereisten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hierdoor werd de boete ten onrechte opgelegd.
De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de boete, en droeg de officier van justitie op het betaalde bedrag van € 234,00 aan betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 437,50 toegekend aan betrokkene. De uitspraak werd gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.