Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] V.O.F.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het parkeren buiten een parkeervak, maar de gemachtigde van betrokkene betwistte deze gedraging. De gemachtigde voerde aan dat betrokkene binnen de vakken had geparkeerd en dat de bewijsstukken, waaronder een zaakoverzicht, niet op ambtseed waren opgemaakt en niet ondertekend, waardoor deze geen bijzondere bewijskracht hadden. Tijdens de zitting op 17 mei 2024 was de betrokkene zelf niet aanwezig, maar de gemachtigde presenteerde de argumenten. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. E.J.T. Berkeljon, stelde dat de gedraging niet kon worden vastgesteld vanwege de onduidelijke situatie ter plaatse, waar een doorgetrokken lijn op de weg de indruk wekte van een parkeervak.
De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden. De onduidelijkheid ter plaatse, veroorzaakt door de markering op de weg, leidde tot de conclusie dat de boete ten onrechte was opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, de beschikking van de officier van justitie en de boete werden vernietigd. Tevens werd de officier van justitie opgedragen het bedrag van € 109,00 dat betrokkene als zekerheid had betaald, terug te betalen. De kantonrechter kende ook een proceskostenvergoeding toe van in totaal € 1.187,00 aan betrokkene.