Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, die een boete had ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op 7 juni 2022 op het Kloosterplein te Breda, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie die het beroep ongegrond verklaarde. De gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, heeft pro-forma beroep ingesteld, maar heeft nagelaten om de beroepsgronden tijdig aan te vullen.
Tijdens de zitting op 17 mei 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. E.T.J. Berkeljon, heeft de zaak toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verbalisant heeft waargenomen dat de betrokkene een telefoon in zijn rechterhand aan zijn rechteroor hield tijdens het fietsen. De kantonrechter oordeelt dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs biedt voor de gedraging waarvoor de boete is opgelegd.
De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de voorwaarden wordt voldaan.