6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in 2023 schuldig gemaakt aan bedreiging en aan verboden wapenbezit. Binnen een periode van nog geen maand tijd heeft verdachte meerdere doodsbedreigingen geuit richting reclasseringswerker [slachtoffer] door hem een WhatsAppbericht en een voicemailbericht te sturen en een foto van een wapen te sturen. Kort nadien vond een doorzoeking plaats in de woning van verdachte waar ook daadwerkelijk wapens werden aangetroffen.
Verdachte heeft door haar gedrag [slachtoffer] angst aangejaagd. Dit terwijl hij vanuit zijn functie begeleiding bood aan verdachte en hij in die zin het beste met haar voor had.
De doodsbedreigingen begonnen al in 2022 en ondanks een veroordeling en een contact-
en locatieverbod stopte het gedrag van verdachte niet. [slachtoffer] omschrijft verdachte als gewelddadig en onberekenbaar en dit beheerst zijn leven en dat van zijn gezin. Hij en zijn vrouw zijn bang voor verdachte. [slachtoffer] durft zich niet vrij te bewegen in het openbaar, omdat hij vreest dat verdachte hem opzoekt en iets aandoet. Ook is hij bang dat zijn zoon door verdachte wordt opgezocht. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en dit rekent de rechtbank haar zwaar aan.
Ook het verboden wapenbezit vindt de rechtbank een ernstig feit. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt immers een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de geldende oriëntatiepunten voor straftoemeting.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin het strafblad van verdachte mee. Hieruit komt naar voren dat meermalen sprake is van recidive, zowel ten aanzien van bedreiging als van verboden wapenbezit. Verder vindt de rechtbank het erg zorgwekkend dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan terwijl zij in verschillende proeftijden liep en dat een contactverbod haar er niet van heeft weerhouden om [slachtoffer] opnieuw te bedreigen. Sterker nog, na de veroordeling door de politierechter op 17 mei 2023 vond één dag later al de eerste bedreiging plaats waar verdachte nu voor wordt veroordeeld.
Gezien het voorgaande vindt de rechtbank in beginsel een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende sanctie. Zij ziet echter redenen om hiervan af te wijken gelet op de persoon van verdachte. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Verdachte is onderworpen aan een psychiatrisch- en psychologisch onderzoek.
De psycholoog en de psychiater hebben in hun Pro Justitia rapportages van 13 en
27 december 2023 geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een paranoïde persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken, een lichte verstandelijke beperking en een psychotrauma-gerelateerde stoornis. De psycholoog maakt daarnaast ook nog melding van een depressieve stoornis. Beide rapporteurs concluderen dat de stoornissen aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde en dat deze de keuzes van verdachte hebben beïnvloed. Geadviseerd wordt om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De psychiater is verder van mening dat sprake is van een hoog recidiverisico op gewelddadig gedrag, welke kans door de psycholoog wordt ingeschat als matig tot hoog.
De rapporteurs hebben (na onderling overleg) geconcludeerd dat een reclasseringstoezicht en behandeling binnen de GGZ weinig zin zullen hebben vanwege het ontbreken van intrinsieke motivatie bij verdachte. Daarom adviseren zij oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden. Om het recidiverisico terug te dringen zal eerder ingezet moeten worden op (de al lopende) begeleiding door SDW en een passende dagbesteding.
De reclassering heeft in haar advies van 21 mei 2024 verslag gedaan over het lopende reclasseringstoezicht. Zij schrijft daarover het volgende:
“Op dit moment is er sprake van een reclasseringstoezicht bij Novadic-Kentron. Hoewel betrokkene afspraken omtrent haar meldplicht nakomt uit zij veel weerstand tegen verdere reclasserings-bemoeienis waardoor de gesprekken inhoudelijk weinig gestalte krijgen. Hierdoor lukt het niet om op zinvolle wijze invulling te geven aan het toezicht en merken wij de houding van betrokkene aan als een risicoverhogende factor. Eerdere interventies vanuit de reclassering werden veelal negatief beëindigd. Het feit dat betrokkene al jaren een goedlopend begeleidingscontact heeft bij organisatie SDW merken wij aan als steunende factor. Op basis van bovenstaande schatten wij het recidiverisico in als gemiddeld tot hoog”.
De reclassering adviseert oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden en oplegging van een contactverbod met [slachtoffer] in de vorm van een 38v-maatregel.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte 30 dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten en dat zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 14 juli 2023 geen nieuwe incidenten hebben voorgedaan. Het lijkt nu ook beter te gaan met verdachte. Verdachte lijkt ontvankelijk te zijn voor gedragsbeïnvloeding door SDW. Deze instantie is inmiddels 6 jaar betrokken bij verdachte en haar gezin en is een belangrijke steun voor verdachte. Dit beeld komt ook naar voren uit wat is besproken ter zitting op 4 juni 2024, op welke zitting ook de begeleidster van SDW aanwezig was.
Het voorgaande afwegend acht de rechtbank de strafeis van de officier van justitie passend. De rechtbank zal daarom aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaar. Dit betekent dat verdachte niet terug naar de gevangenis hoeft.
De rechtbank gaat niet over tot oplegging van de door de officier van justitie gevorderde maatregelen als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, nu deze al zijn opgelegd door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij arrest van 5 april 2024.
De rechtbank hoopt dat verdachte de ingezette positieve lijn weet vast te houden en dat zij zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan strafbare feiten. Als verdachte wel opnieuw in de fout gaat riskeert zij dat zij alsnog voor langere tijd naar de gevangenis moet.