ECLI:NL:RBZWB:2024:4044

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
02/145804-23, 02/111421-21 (tul), 02/186218-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en verboden wapenbezit door verdachte met psychische stoornissen

Op 18 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van haar reclasseringswerker en verboden wapenbezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 18 mei 2023 en 8 juni 2023 meerdere bedreigingen heeft geuit richting de reclasseringswerker, waaronder het versturen van bedreigende berichten en een foto van een wapen. Daarnaast heeft de verdachte op 15 juni 2023 verschillende wapens voorhanden gehad, waaronder een valmes, een vlindermes, een imitatiepistool en boksbeugels. De rechtbank heeft de verdachte in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen opgelegd, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft echter rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een paranoïde persoonlijkheidsstoornis en andere psychische aandoeningen. Dit heeft geleid tot de beslissing om de gevangenisstraf voor een deel voorwaardelijk op te leggen, in de hoop dat de verdachte haar leven op de rit kan krijgen zonder verdere strafbare feiten te plegen. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere straffen afgewezen, omdat toewijzing mogelijk zou leiden tot overvraging van de verdachte en een verhoogd risico op recidive. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt op 18 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/145804-23, 02/111421-21 (tul), 02/186218-20 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 18 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsman: mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 juni 2024, waarbij de officier van justitie mr. S.A.A.P van Hees en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met de parketnummers 02/111421-21 en 02/186218-20.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- [slachtoffer] heeft bedreigd (feit 1);
- wapens voorhanden heeft gehad (feiten 2, 4, 5 en 6);
- wapens bij zich heeft gedragen (feit 3).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 bewezen. Verdachte heeft met haar telefoon bedreigende woorden naar [slachtoffer] gestuurd via tekst- en voicemailberichten en zij heeft een foto van een wapen gestuurd. De verklaring van verdachte dat een ander de voicemail heeft
ingesproken moet als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven.
De feiten 2, 4, 5 en 6 kunnen worden bewezen op basis van het dossier en de verklaring van verdachte dat de aangetroffen wapens van haar zijn.
Van feit 3 moet verdachte worden vrijgesproken. Verdachte droeg de boksringen niet in het openbaar en dus was geen sprake van het dragen van wapens als bedoeld in artikel 27 van de Wet wapens en munitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat feit 1 kan worden bewezen, uitgezonderd het sturen van het voicemailbericht. Dit bericht is ingesproken met een verdraaide stem, zodat van stemherkenning geen sprake kan zijn. Verdachte heeft bovendien verklaard dat een familielid het voicemailbericht heeft ingesproken, maar de politie heeft verzuimd dat nader te onderzoeken.
Met betrekking tot de bewijsvraag van de feiten 2, 4 en 6 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft bekend dat de wapens van haar waren.
Het onder feit 5 ten laste gelegde voorhanden hebben van een imitatiepistool kan niet worden bewezen. Het betreffende voorwerp heeft slechts een afmeting van 8 bij 8 centimeter. Van een sprekende gelijkenis met een wapen is geen sprake.
De verdediging is het eens met de officier van justitie dat vrijspraak moet volgen van feit 3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Feit 1
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van feit 1, waarbij zij ook het sturen van het bedreigende voicemailbericht bewezen acht. Dit bericht is verstuurd vanaf de telefoon van verdachte en zij heeft zelf verklaard dat de verhoudingen tussen haar en [slachtoffer] in die tijd niet goed waren. Daar komt bij dat de gebruikte bewoordingen “ik maak je kapot homo” ook door verdachte zijn geuit in meerdere Whatsappberichten die zij in 2022 naar [slachtoffer] heeft gestuurd. Gelet op dit alles is het door verdachte gegeven alternatieve scenario dat een familielid het voicemailbericht heeft gestuurd niet aannemelijk geworden.
Feit 3
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat feit 3 niet kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
Feit 5
De rechtbank acht feit 5 wettig en overtuigend bewezen. In de woning van verdachte is een aansteker aangetroffen waarvan verdachte het bezit heeft erkend. De politie heeft in een ambtsedig proces-verbaal deze aansteker omschreven als een imitatiepistool dat qua vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoond met een vuurwapen. Zij heeft dit voorwerp ook in juridische zin gecategoriseerd. De rechtbank heeft geen redenen om aan de gegeven omschrijving en categorisering te twijfelen. Dat de afmetingen van de aansteker 8 bij 8 centimeter waren, doet aan het voorgaande niet af. Er zijn immers ook kleine vuurwapens in omloop.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op meerdere tijdstippen in de periode van 18 mei 2023 tot en met 8 juni 2023 in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer]
- een bericht te versturen met de tekst "Jij vuile leugenaar je kom er nog wel achter maak je kapot, geloof me maar mij tijd komt nog wel kan lang wachten hoor" en
- een afbeelding van een wapen te versturen en
- een voicemailbericht te sturen met de woorden "Als ik je tegenkom, maak ik je kapot, homo";
feit 2
op 15 juni 2023 te [geboorteplaats] wapens van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een valmes en een vlindermes voorhanden heeft gehad;
feit 4
op 15 juni 2023 te [geboorteplaats] een wapen van categorie II, onder 6° van de Wet wapens en munitie, te weten een parfum bijvulfles met vloeistof, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
feit 5
op 15 juni 2023 te [geboorteplaats] een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een imitatiepistool, voorhanden heeft gehad;
feit 6
op 15 juni 2023 te [geboorteplaats] wapens van categorie 1, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten twee boksbeugels, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast verzoekt de officier van justitie om oplegging van maatregelen als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht bestaande uit een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod voor het Zorg en Veiligheidshuis aan [adres] te [geboorteplaats] . Dit voor de duur van drie jaar met vervangende hechtenis van 1 week voor iedere keer dat verdachte de maatregelen niet naleeft, met een maximum van 6 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in 2023 schuldig gemaakt aan bedreiging en aan verboden wapenbezit. Binnen een periode van nog geen maand tijd heeft verdachte meerdere doodsbedreigingen geuit richting reclasseringswerker [slachtoffer] door hem een WhatsAppbericht en een voicemailbericht te sturen en een foto van een wapen te sturen. Kort nadien vond een doorzoeking plaats in de woning van verdachte waar ook daadwerkelijk wapens werden aangetroffen.
Verdachte heeft door haar gedrag [slachtoffer] angst aangejaagd. Dit terwijl hij vanuit zijn functie begeleiding bood aan verdachte en hij in die zin het beste met haar voor had.
De doodsbedreigingen begonnen al in 2022 en ondanks een veroordeling en een contact-
en locatieverbod stopte het gedrag van verdachte niet. [slachtoffer] omschrijft verdachte als gewelddadig en onberekenbaar en dit beheerst zijn leven en dat van zijn gezin. Hij en zijn vrouw zijn bang voor verdachte. [slachtoffer] durft zich niet vrij te bewegen in het openbaar, omdat hij vreest dat verdachte hem opzoekt en iets aandoet. Ook is hij bang dat zijn zoon door verdachte wordt opgezocht. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en dit rekent de rechtbank haar zwaar aan.
Ook het verboden wapenbezit vindt de rechtbank een ernstig feit. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt immers een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de geldende oriëntatiepunten voor straftoemeting.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin het strafblad van verdachte mee. Hieruit komt naar voren dat meermalen sprake is van recidive, zowel ten aanzien van bedreiging als van verboden wapenbezit. Verder vindt de rechtbank het erg zorgwekkend dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan terwijl zij in verschillende proeftijden liep en dat een contactverbod haar er niet van heeft weerhouden om [slachtoffer] opnieuw te bedreigen. Sterker nog, na de veroordeling door de politierechter op 17 mei 2023 vond één dag later al de eerste bedreiging plaats waar verdachte nu voor wordt veroordeeld.
Gezien het voorgaande vindt de rechtbank in beginsel een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende sanctie. Zij ziet echter redenen om hiervan af te wijken gelet op de persoon van verdachte. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Verdachte is onderworpen aan een psychiatrisch- en psychologisch onderzoek.
De psycholoog en de psychiater hebben in hun Pro Justitia rapportages van 13 en
27 december 2023 geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een paranoïde persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken, een lichte verstandelijke beperking en een psychotrauma-gerelateerde stoornis. De psycholoog maakt daarnaast ook nog melding van een depressieve stoornis. Beide rapporteurs concluderen dat de stoornissen aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde en dat deze de keuzes van verdachte hebben beïnvloed. Geadviseerd wordt om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De psychiater is verder van mening dat sprake is van een hoog recidiverisico op gewelddadig gedrag, welke kans door de psycholoog wordt ingeschat als matig tot hoog.
De rapporteurs hebben (na onderling overleg) geconcludeerd dat een reclasseringstoezicht en behandeling binnen de GGZ weinig zin zullen hebben vanwege het ontbreken van intrinsieke motivatie bij verdachte. Daarom adviseren zij oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden. Om het recidiverisico terug te dringen zal eerder ingezet moeten worden op (de al lopende) begeleiding door SDW en een passende dagbesteding.
De reclassering heeft in haar advies van 21 mei 2024 verslag gedaan over het lopende reclasseringstoezicht. Zij schrijft daarover het volgende:
“Op dit moment is er sprake van een reclasseringstoezicht bij Novadic-Kentron. Hoewel betrokkene afspraken omtrent haar meldplicht nakomt uit zij veel weerstand tegen verdere reclasserings-bemoeienis waardoor de gesprekken inhoudelijk weinig gestalte krijgen. Hierdoor lukt het niet om op zinvolle wijze invulling te geven aan het toezicht en merken wij de houding van betrokkene aan als een risicoverhogende factor. Eerdere interventies vanuit de reclassering werden veelal negatief beëindigd. Het feit dat betrokkene al jaren een goedlopend begeleidingscontact heeft bij organisatie SDW merken wij aan als steunende factor. Op basis van bovenstaande schatten wij het recidiverisico in als gemiddeld tot hoog”.
De reclassering adviseert oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden en oplegging van een contactverbod met [slachtoffer] in de vorm van een 38v-maatregel.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte 30 dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten en dat zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 14 juli 2023 geen nieuwe incidenten hebben voorgedaan. Het lijkt nu ook beter te gaan met verdachte. Verdachte lijkt ontvankelijk te zijn voor gedragsbeïnvloeding door SDW. Deze instantie is inmiddels 6 jaar betrokken bij verdachte en haar gezin en is een belangrijke steun voor verdachte. Dit beeld komt ook naar voren uit wat is besproken ter zitting op 4 juni 2024, op welke zitting ook de begeleidster van SDW aanwezig was.
Het voorgaande afwegend acht de rechtbank de strafeis van de officier van justitie passend. De rechtbank zal daarom aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaar. Dit betekent dat verdachte niet terug naar de gevangenis hoeft.
De rechtbank gaat niet over tot oplegging van de door de officier van justitie gevorderde maatregelen als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, nu deze al zijn opgelegd door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij arrest van 5 april 2024.
De rechtbank hoopt dat verdachte de ingezette positieve lijn weet vast te houden en dat zij zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan strafbare feiten. Als verdachte wel opnieuw in de fout gaat riskeert zij dat zij alsnog voor langere tijd naar de gevangenis moet.

7.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

Parketnummer 02/111421-21
Verdachte is bij vonnis van de politierechter van 31 augustus 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken met een proeftijd van 2 jaar. Nadien heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij arrest van 5 april 2024 de proeftijd verlengd met 1 jaar.
De officier van justitie heeft bij vordering van 1 mei 2024 de volledige tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken. Ter zitting heeft de officier van justitie deze vordering gewijzigd in die zin dat zij omzetting vordert van deze gevangenisstraf naar een taakstraf van 140 uur.
De raadsman is van mening dat de verlenging van de proeftijd door het gerechtshof volstaat en heeft afwijzing van de gewijzigde vordering bepleit.
Parketnummer 02/186218-20
Verdachte is bij vonnis van de politierechter van 10 december 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 46 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaar. Nadien heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij arrest van 5 april 2024 een taakstraf van 80 uur bevolen in plaats van een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen.
Het Gerechtshof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging voor het overige – te weten
26 dagen gevangenisstraf – afgewezen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 1 mei 2024 de volledige tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 46 dagen. Ter zitting heeft de officier van justitie deze vordering gewijzigd in die zin dat zij omzetting vordert van de resterende gevangenisstraf van 26 dagen naar een taakstraf van 90 uur.
De raadsman heeft verzocht om de resterende gevangenisstraf van 26 dagen om te zetten naar een taakstraf van 80 uur.
De beoordeling
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de gestelde proeftijden schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en dat zij daarmee meerdere keren de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop liggen de gewijzigde vorderingen tot tenuitvoerlegging in beginsel voor toewijzing gereed. De rechtbank acht toewijzing in dit specifieke geval echter niet passend met name vanwege de persoon van verdachte.
Zij wijst in dit verband op de rapportages van de psychiater, psycholoog en reclassering (reeds aangehaald onder 6.3). Verdachte is gediagnosticeerd met meerdere stoornissen en kent een langdurig behandelverleden wat gepaard is gegaan met vallen en opstaan. In die zin is verdachte een beperkt en daarmee kwetsbaar persoon, welk beeld ook naar voren is gekomen op de zitting van 4 juni 2024. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis in juli 2023 lijkt verdachte haar leven beter op de rit te hebben. De begeleiding door SDW verloopt goed, verdachte heeft dagbesteding en nieuwe strafbare feiten zijn uitgebleven.
De rechtbank schat in dat toewijzing van de voorliggende vorderingen mogelijk zal leiden tot overvraging van verdachte, waardoor de bereikte balans zal worden verstoord en uiteindelijk risicoverhogend zal werken. De rechtbank zal daarom beide vorderingen tot tenuitvoerlegging afwijzen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan feit 3;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2:Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 4:Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 5:Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 6:Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vorderingen tenuitvoerlegging
-
wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02/111421-21;
-
wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02/186218-20;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Breeman, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. J. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 juni 2024.
Mr. Mullers is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 mei 2023 tot en met 8 juni 2023 te [plaats] en/of te [geboorteplaats] , in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer]
- een bericht te versturen met de tekst "Jij vuile leugenaar je kom er nog wel achter maak je kapot, geloof me maar mij tijd komt nog wel kan lang wachten hoor", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- een of meerdere afbeeldingen van wapens te versturen en/of
- een voicemailbericht te sturen met de woorden "Als ik je tegenkom, maak ik je kapot, homo", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
zij op of omstreeks 15 juni 2023 te [geboorteplaats] , in elk geval in Nederland, een of meerdere wapens van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een valmes en/of een vlindermes heeft voorhanden gehad;
(art 13 lid 1 Wet wapens en munitie)
3
zij op of omstreeks 15 juni 2023 te [geboorteplaats] , in elk geval in Nederland, een of meerdere wapens van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten twee, in elk geval één, ring(en), zijnde (een) voorwerp(en) waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder ze/het werd(en) aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat ze/ het bestemd waren/was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen;
(art 27 lid 1 Wet wapens en munitie)
4
zij op of omstreeks 15 juni 2023 te [geboorteplaats] , in elk geval in Nederland, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een parfum bijvulfles met vloeistof, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
5
zij op of omstreeks 15 juni 2023 te [geboorteplaats] , in elk geval in Nederland, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een imitatiepistool, heeft voorhanden gehad;
( art 13 lid 1 Wet wapens en munitie )
6
zij op of omstreeks 15 juni 2023 te [geboorteplaats] , in elk geval in Nederland,
een of meerdere wapens van categorie 1, onder 30 van de Wet wapens en munitie, te weten twee boksbeugels, voorhanden heeft gehad;
(art 13 lid 1 Wet wapens en munitie)